661 De eerste plaats, welke de expeditie zal aandoen, is Riouw, ten einde met den Resident van Riouw, in wiens Residentie deze macht zal ageeren, in overleg te treden omtrent de wijze, waarop het spoedigste aan het verlangen van de Regeering kan worden voldaan; die Hoofd ambtenaar is met dat verlangen bekend gemaakt bij kabinets missive van den 25un dezer N°. 227, waarvan almede afschrift hierbij is gevoegd, ten einde UHoogEdelGestrenge eene volledige bekendheid van de bedoeling der Regeering te geven en alzoo volkomen in staat te stellen, met alle de ter Uwer beschikking staande middelen mede te werken om aan die bedoeling te beantwoorden. Ik mocht hier nog bijvoegen, dat deze expeditie niet leiden mag tot vermeerdering onzer militaire bezetting op posten, zoodat hier geen sprake mag zijn, om in de Onderhoorighedeu van Siak verster kingen op te werpen om daarin militaire bezetting te laten na afloop der expeditie. De macht, die nu gezonden wordt, om de kwaadwilligen te tuch tigen en verzet te overwinnen, en de wijze, waarop die macht wordt aangevoerd, moet indruk genoeg achterlaten, om van herhaling, van hetgeen geschied is, af te schrikken. Mocht deResident van Riouw, na afloop der expeditie, het om overwegende redenen en ter bevestiging van de verkregen onderwerping noodig achten, dat een deel der Marine en een deel der Landmacht van de expeditie in het gebied van Riouw nog korten tijd verblijft, dan kan UHoogEdelGestrenge, na overleg met den Commandant der Zeemacht, zich gemachtigd rekenen, een gedeelte der Landmacht te Riouw of aan boord van een van Z. M- stoomschepen tijdelijk achter te latener wordt echter prijs op gesteld, dat de expeditie snel afloopt en de geheele macht naar Batavia terugkeert, zoodra het doel bereikt zal zijn. Om eenigermate den tijd van duur der expeditie te ramen en te kunnen beoordeelen in hoeverre het al of niet nuttig of noodig kan zijn, om U in een of ander detail nog iets toe te voegen, wensch ik Dl. I, 1888. 43

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 686