665
koelies waren toegezegd geworden, en dat men bij de colonne een
25ütal dier lieden had weten verkrijgen, van wie reeds op den 22en
September moest worden getuigd, dat zij dikwerf onder de vrachten
neervielen, hunne schouders ontveld waren en zij ter nauwernood
meer voort konden.
Den 23e" September werd voor een groot deel de nacht wakende
doorgebracht, doordien een zware donderbui met slagregen het bivak
in een modderpoel herschiep, de vuren uitdoofde en het rusten onmo
gelijk maakte.
De dag, die aanbrak, zou evenwel voor de colonne een dag van
vreugde zijn, aangezien des middags om 12 uur van den Kapitein-
Luitenant van Rees een bericht ontvangen werd, dat de Marine zich
zonder slag of stoot van Tandjong Balei, waarheen de landmacht
nog altijd op marsch was, had meester gemaakt.
Genoemd hoofdofficier deed verder weten, dat de marine Si Rantau,
de verblijfplaats van den Vorst, bezet had en voorts de Jang di
Pertoean Besaar met zijnen aanhang en vrouwen naar het binnen
land de wijk genomen had. (1)
Bij de colonne was de voorraad vivres inmiddels wederom zoo
danig ingekrompen, dat aan de Marine hulp moest worden gevraagd.
In afwachting daarvan werd den 24™ September rustdag gehouden,
terwijl in den namiddag eenige vivres ontvangen werden.
Den 25en September eindelijk, na een allerbezwarendsten marsch
door moerassen, die voor een deel langs boomen met levensgevaar
moesten overtrokken worden, bereikte de colonne des namiddags
ten 4 ure hijgende Si Rantau Pandjang, waarna de tocht per sloepen
verder ging, totdat des avonds om 8 uur de colonne goed en wel
re i Rantau was, om haren intrek te nemen in de groote planken
woningeu, welke de Vorst in allerijl verlaten had.
(1) Het b.richt van den Bevelhebber der Zeemacht luidde aldus:
„Geen schot gevallen, Tandjong Balei en Si Rantau (de verblijfplaats van den
„Yorst van Assahan) door ons bezet en ontwapend. De Radja voortvluchtig. Si
„Rantau of Assahan, eene zeer goed bevolkte plaats met veel vertier, eene schoone
„parel aan de kroon van Nederlandsch-Indie".
Wij zullen hierna zien, hoe Assahan er werkelijk uitzag om daarvan te gewagen
als van een schoone parel.