667
en sloepen, om de Assahan-rivier at' te zakken en op de reede te
embarkeeren aan boord der schepen, welke de expeditionnaire colonne
thans meer noordelijk naar Serdang zoude overvoeren.
Te Tandjong Balei, hoofdplaats van Assahan, had men intusschen,
den controleur Yan den Bor achtergelaten, om het bestuur aldaar
in handen te nemen, beschermd door 2 kruisbooten, 12 lulandsche
fuseliers en één Inlandschen sergeant.
Op den len October werd de reis naar Serdang aangenomen, al
waar men tegen den avond van den 2en October aankwam.
Reeds spoedig zoude het blijken, dat ook hier al zeer weinig door
geweld van wapenen zoude verkregen behoeven te worden.
In den vroegen morgen van den 3cn October kwam namelijk de
controleur van Deli het navolgende mededeelendat de mareeh in
het Assahansche een diepen indruk had gemaakt op de meer noor
delijk gelegen staatjes, in die mate, dat de Sultan van Serdang, die
zich steeds onwillig betoond had, de souvereiniteit van Nederland
te erkennen, thans de tusschenkomst van hem controleur - ver
zocht had, om van den Resident vergiffenis te erlangen. De Resi
dent Netscher gaf daarop den controleur te kennen, dat hij den
Sultan van Serdang zoude aanhooren.
Deze ontmoeting had werkelijk op den 4°" October aan boord der
Djambi plaats en de uitslag er van was, dat aan den Sultan de les
gelezen werd, met aanzegging, dat men hem thans een nieuw con
tract ter onderteekening zoude voorleggen, waaraan hij stipt te ge
hoorzamen zoude hebben.
Inmiddels had de Sultan al dadelijk den gevluchten Laksamana
van Bagau uitgeleverd, van wien hiervoren reeds het noodige
werd gezegd.:
Den 7e" October werd dit nieuwe contract plechtig voorgelezen
en daarna geteekend, in tegenwoordigheid van den Sultan van Deli,
waarop de troepen, welke deze plechtigheid hadden bjjgewoond, den
8en October wederom embarkeerden, om naar de op reede liggende
schepen terug te keeren.
De tocht ging nu verder noordwaarts op tot aan Poeloe Kompey,
waar een versterking werd ontdekt, liefst, naar men meende, met de
Atjehsche vlag in top.