677
voedingsmiddel meenemen, zoo geschiedt dit toch geheel naar eigen
verkiezing; hij moet daartoe het een of ander koopen of wel dit
op het ontvangene ration van den vorigen dag bezuinigen. Beide
middelen zijn zeer problematiek. Voor het eerste is geld noodig
en daarvan is de soldaat in den regel niet overvloedig voorzien, en
van de voedingsmiddelen, die hij ontvangt, eigenen zich slechts zeer
weinige om op marsch meegenomen te worden, zelfs al ware hij in
't bezit van den broodzak.
Nog veel lastiger wordt deze aangelegenheid op expeditie. Gelijk
bekend is, ontvangt de soldaat alsdan veelal de in tarief 16 voor
geschreven vivres.
Van deze nu is alleen hard brood geschikt om op marsch meege
nomen te worden; dit brood is, wanueer men het rustig kan opeten,
vooral wanneer het in water is geweekt of wel met eenige toespijs,
eene smakelijke en doeltreffende spijs. Maar men stelle zich voor
een marsch in een tropisch klimaat, bij brandende hitte, de tong kleeft,
om zoo te zeggen, aan het gehemelte; de honger doet zich gevoelen,
de soldaat tast wanhopig in zijn zak en haalt in 't gunstigste geval
een stuk droog, steenhard brood voor den dag; een toestel om het
te weeken, heeft hij niet bij de hand (de kookketels blijven gewoonlijk
met de ransels in 't bivak achter); hij begint er mismoedig aan te
kauwen en werpt het ten slotte, zonder zijnen honger gestild te heb
ben, weg. Dit nu is het gunstigste geval; gewoonlijk hebben van te
voren zweet, regen of sawahwater het brood reeds geweekt, natuurlijk
met het resultaat dat het volmaakt ongenietbaar is. Hierbij komt
nog dat de soldaten het harde brood zeer ongaarne in hunne zakken
meenemen, omdat bij 't loopen de scherpe en harde kanten pijn ver
oorzaken
De nadeelen nu, die uit het gemis van individueele voedingsmid
delen (zoo noem ik kortheidshalve de vivres, die de soldaat zelf
meeneemt) voortvloeien, zijn genoegzaam bij de beide expedities naar
Poeloe Bras in 1887 gebleken. Bestonden deze nu bij de eerste
expeditie ook slechts in minder merkbare ongemakken voor de soldaten
en werkten ze ook slechts schadelijk op het verloop van sommige
operaties, bij de tweede daarentegen veranderden die ongemakken
in ellende; officieren en manschappen hebben bijna drie dagen lang wer-
Dl. I, 1888. 44