687 gelijke, den honger stillende medicamenten te twijfelen. Doch vaak heb ik ondervonden, dat die oude krijgshelden, die tegenover de jeugd roemen op hunne Spartaansche ongevoeligheid en sobriëteit, wanneer ze onder elkaar waren en zich zonder getuigen dachten, vertelden van diners, waarbij de rijnwijn en bourgonje stroomden, en misschien ook zacht fluisterend van meisjeslippen, die ze gekust haddendie Spartaansche sobriëteit en ongevoeligheid schijnen dus niet zooveel te beteekenen te hebben gehad! Maar hoe het ook zij, ik geef toe dat onze voorouders meer ver moeienissen en ontberingen hebben moeten verduren dan wij, maar geen hunner zal mij wijsmaken, dat deze er toe hebben bijgediagen om een leger gezond en manoeuvreervaardig te houden; en zijn ze werkelijk zoodanig geweest, als menigmaal wordt verteld, zoo zou men daaruit de verbastering van het tegenwoordige geslacht kunnen verklaren. Een individu, dat door aanhoudende vermoeienissen en ontberingen verzwakt is, zal moeilijk een sterk nageslacht kunnen voortbrengen. De mensch kan wel is waar zeer zware vermoeienissen en ont beringen doorstaan, maar men denke er aan, dat dit abnormaliteiten zijn, die zich wreken op het individu, d, i. zijn krachten doen ver minderen en direct van nadeeligen invloed zijn op zijne gezondheid. Het zijn om zoo te zeggen vergiften, die zelden een acuut gevolg hebben, maar langzaam, sleepend werken, wier invloed dan ook niet op den eersten blik te zien is. Men eischt alles van dea soldaathij moet opgewekt en vroolijk iedere vermoeienis verduren, ieder uur gereed zijn te marcheeren, ja als het noodig is in den dood, daarom dan ook is het de onmiskenbare plicht van het legerbestuur te zorgen, dat hij zooveel mogelijk dat gene ontvangt, wat hij tot zijn lijf- en levensonderhoud noodig heeft, Het is m. i. verder de plicht van een ieder, vooral van den officier van gezondheid, om, waar hij slechte ervaringen bij expeditiën of excursiën heeft opgedaan, zooveel in zijn vermogen is, er toe bij te dragen, dat deze in den vervolge den expeditionnairen troepeu bespaard blijven. G-eschiedt dit niet en worden ze verzwegen, dan zijn we over honderd jaar nog evenver als thans. Medicus practicus militaris.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 712