715 Weinig dachten wij toen echter, welke groote teleurstelling ons wachtte Sedert de benoeming van den Chef van den Generalen Staf tot Generaal- majoor in het vorige jaar, konden wij ons niets anders voorstellen, dan dat de geheele quaestie, welke onder den naam van De chef van het Wapen der Infanterie reeds sedert zooveel jaren de gemoederen warm gemaakt had, voorgoed haar beslag had gekregen, ook al was dan nog niet beschikt op de in behandeling zijnde voorstellen, welke de zaak verder moesten regelen. Immers de voorstelling, die men zich van den toestand maakte, was de volgende De Infanterie zoude een Generaal-majoor tot Chef krijgen; de Com mandant der ?e Militaire Afdeeling op Java, gewestelijk infanterie-eom- mandant in die groote afdeeling, zoude zooals logisch was voortaan uit sluitend uit het Wapen der Infanterie gekozen worden; daar dus de beide bestaande Generaal-majoors-plaatsen in den vervolge door Infanterie-offi- cieren zouden ingenomen worden, zoude men billijkheidshalve voor de Kolonels der Artillerie en Genie de gelegenheid openlaten, om den gene- raalsrang te verkrijgen door bevordering bij hun wapen; eindelijk zoude Chef van den Generalen Staf, onverschillig van welk wapen hij afkomstig was, Generaal-majoor kunnen wezen. Ziedaar de werkelijk logische beginselen. Zien wij nu, hoe daaraan uitvoering is gegeven Bij staatsblad N°. 168 van 1887 werd het Koninklijk Besluit afgekon digd, waarbij bepaald werd, dat voortaan aan het hoofd van den Generalen Staf en van de Wapens der Artillerie en Genie een Generaal-majoor kon worden geplaatst. Alleswaarop de Infanterie zoolang gehoopt had, was dus tot uitvoering gekomen, behalve juist de eenige hoofdzaak. De Chef van het Wapen der Infanterie bleef eene illusie, maar hetgeen slechts raison d'être kon hebben, als een gevolg van de benoeming van dien chef, was onmiddellijk in het leven geroepen. (1) Toch was er geene reden om te wanhopen. De eerste stap was ge daan, al was het dan ook op een zijpad, en men kon niet anders ver wachten dan dat de geheele zaak nu spoedig geregeld zou zijn. Immers in de Tweede Kamer had men reeds aan de instelling van een Chef der Infanterie herinnerd en de Minister had geantwoord, dat de zaak alleen nog wat traineerde, doordat de Legercommandant haar aan eene andere had vastgeknoopt. Men wachtte dus, en dit met te minder ongeduld, (1) Reeds te voren was in Indië bekend geworden, dat werkelijk de Chef van den Generalen Staf en een Koionel der Artillerie, met verlof in Nederland, tot Generaal- majoor bevorderd waren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 740