II
VOORW OORD
den bevelhebber der expeditionnaire macht te Mandalay, Generaal-Majoor
Sir G. S. White, welke opperofficieren mij zeer gastvrij ontvingen.
Ook van de zijde van den opperbevelhebber van het Madras-leger, Lui
tenant-Generaal Sir Charles Arbuthnot, die tijdelijk in Opper-Burma ver
toefde, genoot ik groote beleefdheid. Zijne Excellentie noodigde mij uit,
een tocht naar Bharno in Haar gezelschap te maken. Eindelijk zij het
mij vergund, uit een gevoel van persoonlijke dankbaarheid den naam te
noemen van Surgeon-major Martin van den staf van Sir Charles Arbuth
not, welke geneesheer mij van 10 tot 18April met bijzondere zorgvuldig
heid behandelde.
Wat mijne detacheering zelve betreft, zoo moet ik tot mijn spijt be
kennen, dat het doel, daarmede door het Legerbestuur beoogd en door mij
gewenscht, nl. het bijwonen eener expeditie op groote schaal, door de om
standigheden niet ten volle kon worden bereikt. Liet de toestand zich
ook in het najaar van 1886 dreigend aanzien en was het in October te
verwachten, dat de zeer aanzienlijke versterkingen, naar Opper-Burma
gezonden, tot belangrijke operatiën tegen een krachtigen en georganiseer-
den vijand zouden moeten worden gebezigd, dit alles deed zich in Januari
1887, toen ik te Rangoon aankwam, in een ander licht voor. Wel hadden
gevechten van belang plaats gehad vooral in December, doch van een
eigenlijken veldtocht was reeds toen geene sprake, zelfs niet van operatiën
tegen een georganiseerden algemeenen opstand. Afzonderlijke benden
dacoitssoms vele honderden sterk, boden in liet laatst van 1886 nog
meermalen tegenstand, doch ook dat vond in 1887 minder en minder
plaats. Nagenoeg uitsluitend bepaalde zich het gebruik der troepen in
het door mij bijgewoonde tijdvak Januari—April 1887 tot het opsporen en
uiteendrijven, zoo mogelijk vernietigen, van zonder onderling verband op
tredende rooverbenden, die gewoonlijk trachtten den strijd te ontwijken.
Hiertoe werden tal van kleine colonnes gebezigd, welker handelingen uit
den aard der zaak steeds hetzelfde karakter droegen. Leerzaam als het
voor mij was, hierbij de verschillende wapensoorten te zien optreden, zoo
was toch het doel der mij verstrekte opdracht voor zoover
onder deze omstandigheden nog bereikbaar als bereikt te beschou
wen, nadat ik zoowel eene colonne van Infanterie, Artillerie en
Bereden Infanterie, als eene van Cavalerie en Bereden Infanterie aan het
werk had gezien. Deze mijne zienswijze strookte geheel met die van
Generaal Lockhart, waarnaar ik mij te regelen had, om te handelen in
den geest der mij verstrekte marschorder, en wel omdat ik bij aankomst
te Rangoon door Generaal Sir Frederick Roberts bij de brigade van