"V -A- IR I
Het geweer-vraagstuk in België.
In de kamerzitting van 7 December 1887 deelde de Belgische minister
van oorlog, generaal Pontus, het volgende mede
Toen men na den oorlog van 1866 overal nieuwe achterlaadgeweren
invoerde, bepaalden wij ons zuinigheidshalve tot het wijzigen van ons
percussie-geweer. Zoo ontstond het Albini-geweer, dat met het oude kali
ber van 11 mM. gedurende langen tijd de buitenlandsche oorlogswapenen
op waardige wijze ter zijde stond.
Sedert 1879 werden in België uitgebreide proeven genomen om een
nieuw oorlogswapen samen te stellen, evenals dit met het Mausergeweer
in Duitschland, Gras in Frankrijk, Werndl, model 1877, in Oostenrijk en
Martini-IIenry in Engeland tot een oorlogsgeweer geleid had.
Uit een ballistisch oogpunt eischte men groote aanvankelijke snelheid
en vlakke, gestrekte banen. Oorspronkelijk werd hierbij nog op het be
houd van het kaliber 11 mM. gerekend en werden alle detail-proeven
op deze grondslagen gebaseerd.
Men bepaalde derhalve daarnaar de eischen voor den loop, de soort en
den vorm van het projectiel en van de huls, zoomede de samenstelling en
het gewicht der lading.
Toen de betrekkelijke proeven in het jaar 1882 tot een beslissend einde
waren gebracht, werd het resultaat plotseling onzeker door de tijding van
de buitenlandsche proeven met klein-kaliber-geweren.
Nieuwe beproevingen aan de geweerfabriek en aan de schietschool te
Beverloo deden dan ook spoedig inzien, dat de wapenen van het kleinste
kaliber ten opzichte van trefkans, gestrekte banen en indringingsver-
mogen de bestaande geweren overtroffen.
Toen daarop in Duitschland het gewijzigd Mauser-repeteergeweer, in
Oostenrijk het Mannlicher-geweer, beide van het kaliber 11 mM., waren
aangenomen, Italië zijn Yetterli-geweer van 10.35 mM. volgens Yitali in
een veellader veranderde, de Zweedsch-Noorweegsche commissie het