«PEN BRIEF AAN DEN Ie» LUITENANT-ADJUDANT C. T. YON GEUSAU. Laboean Deli, Februari 1888. Geachte Collega! Ik ben een getrouw lezer van het Ind. Mil. Tijdschrift, vooral omdat er m. i. in de laatste jaren zooveel onderwerpen, die ieder officier moeten interesseeren, in besproken worden. Het kon dan ook niet anders, of ik moest Uwe „Opmerkingen over het militair „vervoer met de booten der Ned.-Iod. St. Mij." in N°. 2 van den 19en jaargang onder de oogen krijgen. Nu ben ik gewoon eerst een onderwerp vluchtig door te lezen, ten einde een hoofddenkbeeld van den inhoud te krijgen, om het daarna aandachtiger te lezen. Doch reeds bij de eerste vluchtige lezing van genoemd stuk kreeg ik een gevoel om naar de pen te grijpen en U mijne openlijke sympathie voor het onderwerp te betuigen. Nu moet gij niet denken dat ik maar zoo dadelijk met de pen klaar sta, integendeel ik waag mij met deze regelen voor het eerst op dit terreinmaar 't was mij ditmaal eene behoefte mij met U over het aangehaalde onderwerp eens te onderhouden. Ik gevoel mij daar toe aangemoedigd door Uwe opwekking tot bespreking aan het slot van Uw opstel. Doch nu ter zake. Op blz. 249 zegt gij: „Sommige personen blijven jaren op Batavia, smaken de genoegens van eene beschaafde maatschappij en vervallen in geene onkosten voor vendutie. Anderen daarentegen worden van den eenen buitenpost naar den anderen gezonden, hebben zwaren dienst, weinig genoegens, enz." Ja, dat vind ik al zoo onbillijk mogelijk. Niet alleen wat betref, het financieele, maar ook wat het individu zelf aangaat. Want hoe gevoelt men zich veelal na een jarenlang verblijf op een kleinen post? Wat krijgt men niet geheel andere denkbeelden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 498