ATJEH, ONDER HET BESTUUR VAN DEN GOUVERNEUR DEMMENI. Vervolg van blz. 525.) Thans terugkeerende tot Groot-Atjeh, hebben wij te vermelden wat daar, na 1 Mei 1885, in hoofdzaak voorviel. In den aanvang dier maand traden vijandelijke benden in eenigszins sterkeren getale op ter beschieting onzer versterkingen en tot ver ontrusting der werkzaamheden aan de ceintuurbaan, den weg van Lambaroe naar Sir oen, de stoomtram-brug bij Lam per me j, de nieuw te bouwen versterking te Ketapan Doewa, enz. Te of nabij Siroen, Ketapan Doewa en L a m dj a m o e wer den door hun vuur enkele manschappen en dwangarbeiders gewond. Bij het beschieten van Siroen en Lambaroe trad Toekoe Tjoet Mohamad (of Mach moed), de broeder van Toe koe Moeda Baid, met een 30tal volgelingen meermalen aan onze zijde op. Op de lijn LamdjamoeLamrong werd de stoomtram nu en dan beschoten; den 12en Mei werd daardoor een Maleisch werkman gewond. Aangezien de arbeid nabij Lampermej te zeer door's vijands vuur vertraagd werd, zag men zich genoodzaakt, aan de overzijde (rech teroever) der rivier lijdelijk een blokhuis op te richten. Zulks ge schiedde den 3en Meivan de dekkingstroepen werd bij die gelegen heid de 2e luitenant der infanterie F. NV. H. Tuinenburg gewond. Het openkappen van de 1000 Meters breede, vrije strook langs de buitenzijde der postenlinie liep den llen Mei af. De laatste, opdien datum" te verrichten arbeid vóór Siroen en Lambaroe, op de beide oevers der Atj eh-rivierin de kampongs Lamgaroet en Bada gaf nog aanleiding tot eenige gevechten. De dekkings. troepen ondervonden bij het stelling nemen weinig tegenstandeene kleine bende werd, met achterlating van een doode en 6 tromplaad- Dl. I, 1888. 40

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 638