710
den enkelen man duidelijk te maken, terwijl mijn betoog slechts even ter
loops in een alinea van drie regels besproken wordt.
De geachte schrijver acht het noodig om, alvorens over onderwerpen
ons geweer betreffende mede te spreken, eerst een cursus bij onze Norm.
schietschool te volgen. Ik kan dat niet inzien Voorzeker zijn de werk
zaamheden, daarbij verricht, zeer goed en leerzaamdoch naast de theorie,
het proeven nemen, berekeningen maken, enz. moet men ook: een plaatsje
gunnen aan de practijk en de lessen te velde opgedaan. Ik geloof dan
ook dat het bijwonen van bedoelden cursus niet bepaald een vereischte is,
om de ondervolgende facta te constateeren en daaruit een conclusie te
trekken
1°. Ons vuurgevecht te velde zal zijn een gevecht met salvo's; alleen
bij hooge uitzondering, wanneer salvo's niet mogelijk zijn, en bij het
laatste snelvuur vóór den stormaanval, mag individueel vuur worden
afgegeven (Yoorschr. v. h. Gev. 21).
2°. Met het begin van dit vuur wordt zoolang mogelijk gewacht, kan
het zijn tot kort voor het laatste snelvuur; doch tegen den Inl. vijand
niet boven de 350 M. (Y. v. h. G. 32).
3°. Al die salvo's zullen met het vizier „klep op 't voetstuk" moeten
worden afgegeven (Voorschr. v. h. gebruik v/h vizier).
4°. Die salvo's worden voor verreweg het grootste gedeelte gecomman
deerd door onderofficieren en korporaals (sectie- en groepscommandanten).
5°. Tusschen het oefeningsveld en het werkelijk gevecht tegen den
vijand bestaat zulk een groot onderscheid, reflecteerende op den gemoeds
toestand van kader en manschappen, dat men op het noemen van den
afstand en het goed stellen der vizierklep in het gevecht, trots al
het drillen in het garnizoen, niet veel mag vertrouwen; en dit wel in
den regel vergeten of niet goed gedaan zal worden, vooral als het er
heet toegaat.
6°. De baan van ons geweer met de klep op 't voetstuk (250 M. of
400 p.), zooals dat voor het gebruik bij salvo's beneden de 350 M. en
voor tirailleurvuur tot 120 M. is voorgeschreven, heeft de grootste be
streken ruimte, 325 M. (400 p. vóór en 101 p. achter), dus voor den geheelen
afstand waarop ons vuurgevecht zal gevoerd worden.
Uit de punten 1, 2 en 3 volgt dat de soldaat in het gevecht bij onze oorlo
gen tegen den Inl. vijand aan het standvizier niets heeft. Hij moet het
gebruiken in uitzonderingsgevallen bij tirailleurvuur beneden 150 M, en bij
het laatste snelvuur.
Bij dit snelvuur zal echter inde werkelijkheid van mikken geen sprake