99
haar vuurwapen, is voornamelijk toe te schrijven: 1°. aan een onprac-
tischverouderd schietvoorschrift en 2°. aan het volslagen gemis van
opleiding van den infanterie-ofïicier tot vuuHeider van zijn troep.
Het voorschrift betreffende de wapenen en de schietoefeningen bij de
Infanterie was reeds verouderd bij zijne geboorte (28 Augustus 1878).
Bij de samenstelling van dat voorschrift is geen rekening gehouden
met de oorlogsondervinding, die het Indische leger van 1873 tot 1878
te Atjeh had opgedaan; de talrijke geschriften over vuuruitwerking
der Infanterie, na den Fransch-Duitschen oorlog en vooral na 1875
uitgekomen, zijn niet geraadpleegd geworden, zelfs niet de Duitsche
„Schiesz-Instruktion" van 1877, waarin reeds uitmuntende beginselen
over vuuruitwerking, vuurleiding, enz. waren neergelegd.
Onder het hoofd „Maandelijksche oefeningen" vindt men dan ook
in twee bladzijden druks alles vereenigd, wat het voorschrift over
deze meest gewichtige oefeningen der Infanterie weet te zeggen, en
dat weinige is nog letterlijk nageschreven uit het „Beknopt voorschrift
omtrent de samenstelling, het onderhoud en de aanwending van het
achterlaadgeweer, klein kaliber", uitgegeven in 1873!!!
In het voorschrift van 1878 ontbreken verder alle gegevens over
de trefkans van het bundelvuur, want het staatje op biz. 6S heeft
geen de minste waarde. Niet de trefkans van een geweer, als een
goed schutter daarmede van den bok schiet, maar die van den bun
del van een middelmatig geoefenden troep kan den vuurleider tot
leiddraad dienen. Het bundelvuurdat toch te velde het eenigst
practische is, kwam dus in het voorschrift niet alleen geenszins tot
zijn recht, maar zelfs werd op blz. 96 gezegd: „dat het salvovuur
op grootere afstanden dan 300 pas zelden voorkomt." En dit werd
verkondigd acht jaren na den Fransch-Duitschen oorlog en terwijl
onze eigen Infanterie te Atjeh meermalen getoond had, dat zij ook
op grootere afstanden dan 300 pas het salvovuur met vrucht wist
toe te passen.
Ook de „Verhandeling over de kogelbaan van het achterlaadge
weer", op last van het D. v. O. in 1877 uitgegeven, bepaalde zich
slechts tot de uitwerking van het individueele schot en bewaarde
een diep stilzwijgen over het bundelvuur.
Zelfs heefc men in 1881 bij de invoering van den hardlooden kogel