Na een overstelpend geschut- en geweervuur werd hij na ver
loop van een uur op de vlucht gedreven„volgens de geringste op
gaven" bedroeg zijn verlies 72 dooden. Aan onze zijde werd, bij
dit vuurgevecht, een soldaat licht gewond.
Na dien tijd trad de vijand in kleinere sterkte op, maar toch werd
herhaaldelijk een man der bezetting gekwetstomgekeerd leed hij
soms belangrijke verliezen, zooals o. a. den 30en Juli, toen hij, vol
gens de berichten, 13 dooden had. Tot betere dekking werd, inde
eerste dagen van Augustus, de palissadeering onzer versterking ver
hoogd en een nieuw bastion aangelegd. Ofschoon wij ook later, in
September o. a. ook uit lilla's, beschoten werden, had 's vijands
vuur sedert weinig uitwerking.
Daar het bleek dat ook personen uit de naburige staatjes aan de
vijandelijkheden tegen Segli deelnamen, werd den 7en October door
den Gouverneur, in eene conferentie aldaar met de hoofden van
Pedir gehouden, bepaald dat, van den 10en October af, de Atjehsche
prauwenvaart en vischvangst verboden zou zijn oostwaarts van de
koeala Segli. tot voorbij de koeala Merdoe, terwijl op de
eigendommen ter zee van de bevolking zou worden beslag gelegd. De
strandmoekim van Toe koe Bintara Pinang, met de kampongs
Pa kan Baroe en Pakan Sot, zou door Pedir bezet worden op
voorwaarde dat de doortocht aan vijandelijke benden zou worden belet
en het beschieten van Segli dus zou ophouden. Toekoe Pakeh,
het hoofd van Pedir, beloofde verder dat hij op den linkeroever van
de rivier van Segli, nabij de brug, eene versterking zou oprichten,
om den vijand te beletten zich op den rechteroever tegenover onzen post
te nestelen. De radja scheen zeer ten onzen gunste gestemd, vooral
doordien hij denzelfden dag, onderweg naar Segli, zelf beschoten was.
Maar van een krachtig optreden van Toekoe Pakeh bleek
later niet; in November werd Segli weder dagelijks beschoten,
meest van den kant der Pedir-brug en van Kota Renting. Uit
Pakan Sot werd nu en dan met kanonnen en lilla's op onze verster
king: grevuurd, en ondanks de ook later herhaalde beloften van T oekoe
Pakeh waren de zaken, bij het einde van 1886, nog in statu quo.
Met Samalanga liet de verhouding over het algemeen niets te
O O 7