134
wadende, waarop eene verdedigende positie werd ingenomende ver
sterkingen waren aan de Zuidzijde open.
Omstreeks 12-^ uur ontving ik door middel van den lcn Luitenant-
Adjudant van den Bevelhebber J. H. de Bruijn, namens den Bevel
hebber, de mondelinge order om de in Westelijke richting gelegen vijan
delijke versterkte kampong, waar de vijand zich trachtte te verzamelen,
te nemen en te bezetten.
Op mijne vraag, of ik de artillerie en het overige gedeelte der
colonne niet moest inwachten, werd mij geantwoord „Neen, de Kolonel
„heeft gelast, U zoudt met de infanterie voorwaarts rukken.
De afstand tusschen mij en de rest der colonne bedroeg nog geen
500 passen, de communicatie was geheel vrij, de Adjudant was met
slechts 2 Europeesche fuseliers als bedekking bij mij gekomen; den
geheelen dag was de colonne in verband geblevengeene beweging
had plaats gehad dan op specialen last van den Bevelhebber. Ieder
was in de stellige verwachting dat de colonne Romswinckel met den
Chef van den Staf, die het algemeen commando voerde, van uit het
N. W. zoude komen aanrukken, waarna de vereeniging der beide
colonnes zoude plaats hebben op het punt, mij, namens den Bevel
hebber, door den 1™ Luitenant-Adjudant aangewezeu om te ne
men en te bezetten.
Toen mij dan ook namens den Bevelhebber gelast werd met de
infanterie, bij mij aanwezig, voorwaarts te rukken, was ik en ieder
met mij in de op goede gronden gebaseerde overtuiging, dat ik gevolgd
zoude worden door de rest der colonne.
Dat andere gedeelte der colonne bestond uit de artillerie, de
ambulance en hoogstens 125 bajonetten. De compagnieën waren
slechts ter sterkte van 100 bajonetten uitgerukt, zoo waren de
gelederen in 3 weken door ziekte gedund. Van de twee compa
gnieën waren afgenomen ruim eene sectie met den Luitenant Janssen,
die de colonne Romswinckel gevolgd was, en eene sectie met den
Luitenant De Brauw, die op last van den Bevelhebber de verlaten
versterkingen bij Pendeti moest bezet houden.
Bij het aanvallen van de mij aangewezen kampong had de troep
met veel moeielijkheden, vooral door den aard van het terrein, te kampen
Daardoor ontstond eenige weifeling bij den aanval en ophooping