137 westelijken hoek van Longbattah aanwijzende, zeide hij„Hier moeten „wij zijn en, als het goed gaat, gaan wij nog verder. Na die conferentie met den Majoor Romswinckel naar Olehleh terugkeerende, liep het gesprek over de operatiën. Mijn collega voegde mij onder anderen toeIk ken dien hoek, ik zal het hard te „verantwoorden hebbengij daarentegen hebt slecht eene omtrekken de beweging te maken! enz." Ook dit alles toont, aan, waarom ik meende, het volle recht te hebben, de vereeniging van de beide colonnes op het door mij be zette punt te verwachten, waar dan over de verdere operatiën zoude worden beraadslaagd. Dat ook de Bevelhebber deze zienswijze was toegedaan, leid ik af uit de omstandigheid, dat ZHEdG. mij zoolang in de door mij ver overde positie heeft gelaten en vermoedelijk eerst tot mijne terug roeping besloot, toen het bericht kwam, dat de Chef van den Staf met de colonne Romswinckel onverrichter zake naar den Kraton was teruggekeerd. Ik hoop door deze uitweiding niet aan de duidelijk heid te kort gedaan te hebben en kom thans terug op de verdere gebeurtenissen van af het oogenblik, dat ik ontwaarde, dat mijn om geving zich ongerust begon te maken over de betrekkelijke verlaten heid, waarin wij ons bevonden. De gewonden waren verbonden, goed drinkwater was voorhan den, terwijl eenig pluimgedierte en rundvee waren buit gemaakt. Ik zag de zaken toen nog niet zwaar in. Dat neemt niet weg, dat ik met mijne binocle telkens met verlangen uitzag naar de komst van de overige troepen. Het zal omstreeks 2 uur zijn geweest, toen wij een hevig vuur hoorden en zagen bij het achtergebleven gedeelte mijner colonne. Dat vuur hield niet lang aan, spoedig zagen wij eerst de infanterie over de sawah de kampong Longbattah binnentrekken, de artillerie en ambulance volgden. De afstand was slechts 1400 Meters, wij konden dus alles duidelijk hooren en zieu. Ik verwachtte nu stellig, dat de vereeniging zoude plaats hebben of dat ik althans nadere bevelen zoude ontvangen. Later vernam ik het volgende: nadat ik met de twee Europeesche compagnieën en de sappeurs ten aanval verder was voortgerukt, bleef het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 146