147
Batavia aangekomen, gaf ik mijn voornemen te kennen, ontslag uit
den dienst te willen aanvragen. Dat ontslag is mij ook verleend
met den titulairen rang van Luit. Kolonel. Ter eere van het Leger
bestuur zij hier vermeld, dat de Generaal de Neve mij door den
Luitenant-Kolonel Bar, Wd. Chef van de II Afd. van het Dep. v.
Oorlog, in overweging gaf, mijn request om ontslag terug te
nemen.
Hoewel door de toekenning van een hoogeren rang gedeeltelijk
gerechtvaardigd, achtte ik dit niet voldoende en wendde mij tot Z.
M. onzen geeerbiedigden Koning, onder overlegging van eene memorie,
ongeveer van denzelfden inhoud als dit overzicht van de gebeur
tenissen op 31 December 1874.
Bij die memorie zijn overgelegd verklaringen, op hun eerewoord
afgegeven door:
den Majoor der Genie W. J. C. Leers, Ridder v. d. N. L.
Kapitein J. F. Kannemans, Ridd. M.W.O.
lcn Luit. der Inf. H. Heeres
len n L. H. Beijer, Eervol vermeld
Kapitein J. H. de Bruijn, Ridder M.W.O. (toenmaals
Adjudant van den Bevelhebber),
Kapitein J. van Bennekom, Eervol vermeld, toenmaals Luitenant-
Adj. bij het 10e Bat. Inf.
jj Kapitein der Inf. P. van Lawick v. Pabst, Ridder M.W.O.
len Luit. der Art. J. H. van Blommestein, Eervol vermeld,
Kapitein der Inf. H. E. Munniks de Jongh., Ridder M.W.O,
toenmaals Adjoint b/d. Staf v/d. Bevelh.
Kapitein der Art. H. J. G. Souman,
Adjudt. Ond. off. P. H. Meeuwessen,
Sergt. Majoor D. Maisonpierre en
Staffourier O. R. H. van Harrevelt.
De inhoud dier memorie is vergeleken met de overgelegde ver
klaringen. In de maand April 1879 bood ik destukken den Leger
commandant aan en den 4»n Juli 1879 werd ik bij Koninklijk besluit
N°. 27 benoemd tot Ridder der M. W. O. 4e. klasse. Dat besluit
is eene ampliatie op dat van 12 November 1875 N°. 18, waarbij
beloond zijn degenen die zich onderscheiden hebben bij de krijgs-