153
met het detachement en daarna de Controleur met het overige gedeelte
der macht, alles met kleine afstanden tusschen de verschillende
afdeelingen.
Tegen den middag van den 17 Maart kwam de troep te Toembang
Padjangé, gelegen op ruim 2 uur roeiens van de vijandelijke versterking
Toembang Patangan, aan zonder iets van den vijand te hebben bemerkt.
In die bevriende kampong werd overnacht, ook om nadere inlichtingen
omtrent de vijandelijke versterking te verkrijgen, waartoe de Controleur
Aernout het noodige verrichtte.
Eene poging om de vijandelijke benting te doen verkennen en een
brief aan Radhen Johannes Karsa Negara, die te Tewah het bevel
voerde, te doen overbrengen mislukte aanvankelijk, doch te midder
nacht wisten 8 vrijwilligers der bevolkingspatrouille de vijandelijke
benting ongemerkt voorbij te komen en den brief te bezorgen. De
bezetting van Tewah was dus bekend met den voorgenomen aanval
op den volgenden dag en had den last ontvangen om dien aanval van
uit Tewah te ondersteunen. De 3 vrijwilligers brachten bij terugkeer
een gids mede, alsmede het bericht, dat de vijandelijke versterking
door 150 strijders was bezet, hetgeen na de verovering bleek over
dreven te zijn.
Uit het rapport van Dambong Pa Randan omtrent zijne mislukte
poging, om een vivres- transport naar Tewah te brengen, bleek den
Controleur Aernout, dat op de plaats, waar dat transport beschoten
was geworden, geen prauwen waren gezien. Daaruit maakte hij de
gevolgtrekking, dat van dat punt wel eene verbinding over land met
Toembang Patangan zou bestaan en de gelegenheid bestond, die
versterking om te trekken. Yan een en ander deed hij mededeeling
aan den detachements- commandant, den Europeeschen Sergeant Loesl.
Den 18™ Maart 1887 ten 7ure v. m. werd de tocht van Toembang
Padjange vervolgd in dezelfde orde als den vorigen dag en met in
achtneming van de meeste voorzichtigheid en grootst mogelijke stilte.
De roeiers waren slechts voor de helft van geweren voorzien, om
te voorkomen, dat allen bij eene beschieting aan het gevecht zouden
deelnemen en de prauwen daardoor zouden afdrijven.
Het hoofd, dat bij de voorhoede was, had in last, om de beide
oevers nauwkeurig waar te nemen en bij eene eventuëele beschie-