155
rivier op ongeveer 1000 pas van onze versterking te Tewah, bleek te
zijn eene vierkante redoute met facen van 15 meter en met wacht
huisjes in de hoeken doch zonder bastions. Zij was sterk gebouwd.
De facen, 4 a 5 meter hoog, van schietgaten en aan de binnen
zijde van banketten voorzien, bestonden uit twee rijen palissaden
met eene tusschenruimte van 0,5 M., opgevuld met in elkander ge
wonden bamboe pring. In het midden der versterking was een ge
bouw als verblijfplaats ingericht.
De ingang der benting bevond zich in de Westerface aan de
rivierzijde en had eene zoodanige breedte, dat een man slechts zijde
lings kon binnendringen De deur, zeer stevig uit bamboe samen
gesteld, was bovendien beschermd door eenige op korten afstand
daarvoor geplaatste palissaden.
Op 10 meter afstand was de versterking omgeven door eene 2,5 meter
hooge en van borstrandjoes voorziene pagger, die aan de rivier, welke al
daar zeer steile oevers heeft, aansloot. Yóór die pagger werden gewone
randjoes aangetroffen. Daarin bevonden zich twee openingen eeneinde
Oost- en de andere in de Noordzijde.
Het terrein om de versterking was vlak en tot een afstand van
150 a 200 passen opengekapt.
Nadat de vijand het vuur geopend had, liet de Sergeant Loessl
een drietal salvo's afgeven en begon de bevolkings-patrouille ook te
schieten, waarop behalve een goed onderhouden geweervuur, een oorver-
doovend geschreeuw des vijands losbrak van ,,madjoe andjing blanda'
„madjoe kafir", en meer dergelijke uitdrukkingen. Onmiddellijk daarop
ging de sergeant Loessl met het detachement en een drietal personen
der bevolkings-patrouille tot den stormaanval op de Oostzijde van de
buitenpagger over, waar de Europeesche fuselier Lebrun het eerste
binnendrong en het vuur door een schietgat op den vijand binnen
de versterking opende, en waarbij de groepscommandanten, de in-
landsche sergeant Kromogoeno en de Europeesche korporaal Matthis
hun ondergeschikten manmoedig voorgingen.
De aanval werd met bijzonder veel élan uitgevoerd, daar de troep
als het ware gesloten bij die pagger aankwam eu zeer zeker zouden
velen gelijktijdig met Lebrun zijn binnengedrongen, iudien zij daarin
niet verhinderd waren door de geringe afmeting van den ingang.