158 bleken, dat nog 3 vijanden aan hun wonden zijn overleden of door de bevolking afgemaakt. Bovendien werden 42 man gevangen gemaakt, waaronder 10 gewon den. Van deze gevangenen wisten een 3-tal bij het over brengen van Tewah naar Toejoen gedurende den nacht te ontsnappen, niettegen staande zij behoorlijk gebonden en onder toezicht gesteld waren. Aan onze zijde viel geen verlies aan gesneuvelden te betreuren, doch werden gewondde Eur. fuseliers Hess en Bezem, de Ink fuselier Songko, twee man der bevolkings-patrouille en een politieoppasser. In dit gevecht zijn door het detachement Infanterie 437 patronen verschoten. Na het verbranden der benting te Toembang PataDgan werd op gerukt naar onze versterking te Tewah, waar men den voorraad vivres geheel uitgeput vond. Nog denzelfden dag werden de gewonden en gevangenen per prauw naar Toejoen gezonden en den 28™ Maart keerden ook de Controleur Aernout en het detachement met een deel der bevolkings-patrouille daarheen terug. Reeds spoedig bleken de goede gevolgen van de vermeestering der door den vijand voor onneembaar gehouden versterking, tot welk succes het manmoedig gedrag van het detachement onder de bevelen van den sergeant Loessl ongetwijfeld het meest heeft bijgedragen. De Pretendent-Sultan vluchtte uit deze streek en tal zijner aanhangers onderwierpen zich: de gezindheid der Ot-Danoms keerde zich ten onzen gunste en weldra was de rust geheel hersteld. Deze gunstige resultaten hadden ten gevolge, dat de tijdelijke post te Toejoen reeds spoedig kon worden opgeheven en op 13 Augustus keerde de be zetting daarvan dan ook te Bandjermasin terug. Ter zake dezer welgeslaagde onderneming werden bij koninklijk Besluit van 1 Maart 1888 N°. 74 de Controleur Aernout en de sergeant der In fanterie Loessl benoemd tot ridder 4o kl. van de Militaire Willems-orde en de fuseliers Lebrun en Bezem eervol vermeld. Yerder werd bij Gou- vernements-Besluit van 24 Mei 1888 N°. 24 de Inlandsche fuselier. Songko eervol vermeld en werden zilveren medailles voor Moed en Trouw toegekend aan de beide districtshoofden der Groote en Kleine Dajak. J. F. Beeijer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 167