169
worden, en de omstandigheid dat van hunne krachten reeds veel
gevergd was, werd slechts voor één dag vivres [er waven dus weet
vivres in het bivak te Lampoejangmedegenomen en het restant aan
boord gelaten, om, zoo noodig te Oleh-Paja te worden ontscheept.
Iutusscheu waren, met het oog op de mogelijkheid van een langer
verblijf der troepen aan de Zuidkust van Pueloe-Bras nog vivres van
Oleh-leh toegezonden, benevens eenige gereedschappen, rook- en pruim
tabak, enz.
Na een marsch van ruim vier uren kwam de troep, 's namiddags
31 uur, te kampong Groegoeb (nabij Oleh-Paja) aan, alwaar het bivak
betrokken werd.
Omstreeks 6 uur 's namiddags viel een zware regen die eenige
uren aanhield en waardoor het bivak in een modderpoel herschapen
werd. Ter beschutting tegen den regen werden kadjang-matten aan
de troepen verstrekt.
Door de hooge zee kon hec regenwater in het bivak niet afloopen
en bleef dit op verschillende plaatsen meer dan l1/^ voet diep slaau.
Slapen of rusten was niet mogelijk; de troep kon zich niet neerleg
gen bijna den ganscheu nacht moesten de manschappen staande
of neergehurkt blijven en zoo den morgen afwachten.
Id de nabijheid was geen beter terrein te vinden
De troep gedroeg zich voorbeeldig; de ontberingen werden met
geduld gedragen.
Den 19 November 's morgens, flikkerden de kookvuren en bracht
de doorkomende zon nieuw leven in de stramme ledematen. labak
en sigaren werden uitgedeeld en na een extra-oorlam gebtuikt en
het ontbijt genuttigd te hebben men had dus ondanks de misères
toch te eten) maakte men zich gereed om weer tegen den vijand op
te rukken.
Er werd toen met drie colonnes in den omtrek van Goegoeb ge
patrouilleerd. Hier en daar stuitte men op den vijand, doch nergens
werd door dezen ernstigen tegenstand geboden.
Intusschen was het duidelijk geworden dat de vijand zich niet met
onze troepen wilde meten, ja, zelfs geen ernstigen tegenstand op het
oog had, daar hij ons bleef ontwijken, zijn heil zoekende in het gebeigte,
om ons van daaruit, zooveel mogelijk, te bestoken en waarheen wij