175 „achtte de commissie verdere proefnemingen met het carne-pura „geheel overbodig". Alvorens van dit onderwerp af te stappen kunnen wij M. nog de verzekering geven, dat niet alleen het „Duitsche legerbestuur" (bl. 678) maar ook het Indisch legerbestuur de aandacht voortdu rend gevestigd houdt op conserven „die bij voldoende voedingswaar de zulk een gering volume bezitten, dat ze, zonder den soldaat „aanmerkelijk meer te belasten, als individueel voedingsmiddel kunnen „dienen". Aan het slot van bl. 681 geeft M. in overweging „om bij alle expeditieswaarbij de troepen vermoedelijk met groote bezwaren van „den transportdienst te worstelen zullen hebben, geen levend vee mede „te nemen, maar alleen conserven. „Wel is waar laat hij er op volgen „hebben de laatstcn niet „dezelfde waarde als de eersten, maar welk nut hebben de manschappen „ook van de vetste ossen, wanneer deze op de golven schommelen en „niet gedebarqueerd kunnen worden; de maag jeukt nog meer, wan- „neer de hongerige soldaat aan het strand het loeren der vette dieren „hoort, of wanneer deze bij het debarquement verdrinken of aan land „gekomen wegloopen. Dat is geene phantasie maar werkelijkheid." De geachte schrijver houde het ons ten goede, dat wij het ook met vorenstaande beschouwing niet met hem eens zijn. Onze ineening is, dat onder welke omstandigheden een troep te velde zich ook bevinden moge, steeds getracht moet worden den man versch vleesch te bezorgen. Eerst bij gebleken onmogelijkheid daartoe, komen conserven voor consumptie in aanmerking. Zóo althans is de Intendance, o. a. tijdens de expediiie naar Tenom in 1884 te werk gegaan. Ten behoeve der ageerende troepen waren namelijk ook eeuige slachtossen medegenomendoch aangezien die beesten, tengevolge van de zware branding, onmogelijk ontscheept konden worden en het toch wenschelijk voorkwam, door den troep versch vleesch te doen consuineeren, werden de ossen aan boord ge slacht en het daarvan afkomstige vleesch naar den wal gebracht. Dat is geen phantasie maar werkelijkheid.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 184