177
En hiermede beschouwen wij onze taak als beëindigd
Wij erkenden in den aanvang reeds, dat er op het gebied van
legerverplegiug nog veel te verrichten valt, maar op welk gebied
is dit in Indië niet het geval? Men vergete bovendien nimmer, dat
ondanks de beste voorschriften, de soldaat te velde altijd aan ont
beringen bloot staat.
Zulks steeds toe te schrijven aan gebrek aan zorg, of wat dies meer
zij, achten wij evenwel onbillijk, omdat troepen te velde in onvoorziene
omstandigheden kunnen verkeeren die het onmogelijk maken de ten
aanzien hunner verpleging getroffen regelingen behoorlijk toe te passen.
Die omstandigheden doen zich niet alleen voor bij het Indisch
leger, maar ook bij Europeesche legers, niettegenstaande deze laatste,
ten opzichte hunner verplegingsbehoeften en van de middelen van
vervoerniet met zooveel bezwaren te kampen hebben als Indische
expeditionnaire troepen. Bovendien bega men nimmer de fout om
de individueele tekortkomingen te generaliseeren.
Maar wat men wèl mag eischen van personen, die zich geroepen
achten om op bestaande leemten te wijzen en om anderer feilen aan
te toonen, is, dat zij zich eerst behoorlijk op de hoogte der toestanden
stellen en dat zij vooraf onderzoeken of hunne beschuldigingen wel
gegrond zijn en vooral of zij de ware schuldigen wel hebben aangewezen.
Dit nu is door M. niet altijd geschied en daarom verliest zijne
poging om de „ontberingen die de soldaten op expeditie te verduren
„hebben, te verlichten en hunne verpleging te verbeteren," o. i. veel
van hare waarde.
Op zich zelf beteekent dit nu niet veel, daar zulks met
meer opstellen het geval is en hierdoor geen kwaad gesticht
wordt.
Maar wel betreuren wij het dat de schrijver zijne opmerkingen niet op
een meer welwillende toon heeft weten te maken en dat hij zich niet heeft
kunnen onthouden van aan het adres der Intendance eenige zijde-
lingsche beschuldigingen te uiten, die hij als zoo waar, gegrond
en algemeen bekend veronderstelde, dat hij zich niet eens de moei
te heeft gegeven van die behoorlijk toe te lichten.
Tegen dergelijke geschriften nu, hebben wij gemeend te moeten opko-
menen doen dit dan ook, in de hoop van bij de lezers van dit tijdschrift
Dl. II, 1188. 12