199
teekenen van weifelen geeft. De aanval wordt nu in gesloten orde
ondernomen door een gelijktijdig voorwaarts rukken van de geheele
voorste linie, terwijl de achterste op veiligen afstand stelling neemt
voor het geval de aanval mocht mislukken. Mislukking is evenwel
niet denkbaar, want daar geen enkele reden bestaat die ons tot den
stormaanval dwingt, alvorens ons vuur voldoende uitwerking heeft
gehad, kan niets dan ongeduld ons verleiden den vijand op het lijf
te vallen vóór hij op het punt staat terug te trekken. Aarzelt de
vijand reeds als de storm wordt aangevangen, dan heeft de aanval
ongetwijfeld het gewenschte gevolg.
Het grootste gevaar, waartegen men op zijne hoede dient te wezen,
is een tegenaanval van den vijand, vóór dat ons vuur diens moreel
geschokt heeft. Mocht zulk een aanval worden ondernomen, dan
neemt de achterste linie terstond stelling in de tusschenruimten van
de voorste en komt voornamelijk de meest bedreigde punten te hulp
iedere afdeeling verdedigt zich overigens zelfstandig. Het is niet
waarschijnlijk dat de vijand in staat is, de colonnes waaruit de linie
bestaat te omsingelen, al weet hij er zich ook tusschen te dringen;
hierdoor zoude men hem eene al te groote onversaagdheid toekennen;
het moge waar zjjn, dat hij zich op korten afstand en zelfs in front
onzer lijn van bataille een tijdlang kan staande houden, tusschen twee
vuren echter is zoo iets niet mogelijk.
In alle werken over tactiek wordt aangegeven, dat de crisis van
den aanval niet langer duren kan dan twee a drie minuten en dat
binnen dit tijdsverloop de aanvallende partij den vijand moet hebben
verdreven of zelve terug moet trekken. De Inlander heeft evenwel
geen middelen om een snel verloop te verzekeren; zijn vuur is te
zwak en door den schok van zijn aanval kan hij onze carré's
niet verbreken. Toch moet hij binnen enkele oogenblikken slagen,
wil hij niet gedwongen zijn terug te trekken of zich vernietigd zien.
Men zal wellicht opmerken dat onze compagniescarré's op elkan
der zullen vuren, hfu, als wij aannemen dat het den vijand mogelijk
is ons te naderen, zich tusschen onze carré's te dringen en deze te
omsingelen, ja, dan zal zoo iets ongetwijfeld plaats hebben.
Maar is dat alles denkbaar, tenzij een nederlaag reeds nabij is?
Als wij bij het vaststellen der sterkte onzer colonnes zoo zeer hebben