202 lijkeD, het drijven van den vijand onder het vuur der hoofd- colonne enz. Somtijds, zooals te Uluudi, is de te verdedigen plaats een vast punt, waar de strijdmacht wordt opgesteld om den vijandelijken aanval af te wachten. In andere gevallen, zooals te Amoaful en bij de ontzetting vau Ma- feteng, beweegt zich de geheele colonne langzaam en zoo noodig al vechtende vooruit. In beide gevallen blijven echter de hoofdbegin selen dezelfde. Toestanden, als hier bedoeld, doen zich voor a. Als het noodzakelijk is de colonne naar eene veilige plaats te geleiden en zjj van alle zijden kan worden aangevallen. b. Als het vrij zeker is dat de vijand zal aanvallen en er bij gevolg geen noodzakelijkheid bestaat, meer te doen dan den aanval af te wachten. Het door de Mamelukken omringde leger van Napoleon in Egypte, de slag bij Amoaful en de bevrijding van Mafeteng zijn voorbeelden van het eerste; het gevecht bij Ulundi van het tweede geval. Napoleon zag zich in Egypte blootgesteld aan de aanvallen van een overmachtig aantal Mamelukken, krijgslieden die eene groote vaar digheid in de rijkunst aan eene even groote bedrevenheid in de be handeling van het zwaard paarden, Doch al hun kracht lag slechts in den schok van den aanval, de waarde van geschut kenden zij niet. Uitsluitend in ros en zwaard lag hun vertrouwen. Tegen troepen in bataille of in verspreide orde waren het geduchte vijanden, te meer daar het musket van die dagen lang niet het vermogen bezat van het tegeuwoordig schietwapen. De soldaten van Napoleon begonnen spoedig hunno vijauden te vreezen en schreven hun zelfs een veel grootere kracht toe dan zij bezaten. Het werd dus noodig, naar een voor deze omstandigheden geschikten gevechtsvorm te zoeken, dien men weldra in den earré- vorin meende gevonden te hebben. Iedere divisie zou een carré formeeren met de Artillerie in de hoeken. Deze carré's boden genoeg inwendige ruimte aan voor de munitie, ambulance en andere voertuigen, benevens de Cavalerie, die zich in het open veld niet kon handhaven,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 211