213 Tevens dient te worden opgemerkt dat de beschikbare macht, op twee gelederen opgesteld, slechts een beperkte vuurlijn kon bezetten de ruimte door deze vuurlijn omsloten was reeds klein en zoude door het aanbreogen van uit- en inspringende hoeken nog kleiner wor den. Eenige aanzienlijke afwijking van rechte flanken was dus onmo gelijk en kleine afwijkingen hadden toch geen voordeel opgeleverd. Doch is het noodig dat de geheele vuurlijn gesloten is? Veel is gezegd en geschreven over de wankelmoedigheid onzer jonge soldaten in den Zoeloe-oorlog, en het is mogelijk dat de geheel gesloten orde, zooals die werd aangewend, voor hen de meest ge schikte was, doch ik kan dit niet geheel en al aannemen. De linie toch kan ook gevormd worden uit afdeelingen, ieder op zich zelf wel gesloten, doch op aanmerkelijken afstand van elkander opgesteld. Tot opheldering zullen wij deze opstelling toepassen op de strijd macht bij XJlundi. In ronde getallen waren daar tegenwoordig 3000 man Infanterie, 1000 man Cavalerie en 1000 Inlanders. De Infanterie had kunnen ingedeeld worden in vijf bataljons, ieder van 600 man, waarvan dan een de reserve zoude hebben uitgemaakt. De overigen vormden acht half-bataljons ieder met een frontbreedte van ongeveer 100 yards. Deze nemen nu een meer of minder kring vormige stelling in, met openingen van bijvoorbeeld honderd yards tusschen de half-bataljons, zoodat zij een omtrek van 1600 yards bezetten of wel een vierhoek met zijden van 400 yards. Binnen dezen vierhoek kon de Cavalerie, als zij daartoe door den vijand werd genoodzaakt, terugtrekken, wat evenwel niet zoo spoedig had behoeven te geschieden, ten eerste omdat zij het thans veel grootere front niet zoo geheel zoude hebben gemaskeerd en ten tweede om dat het niet noodig was dat de opening waardoor zij binnenreed weder gesloten werd. Het reserve-bataljon stelt zich op in het midden der stelling en houdt zich gereed hulp te verleenen waar dit noodig is. Bij den aanval zal ieder half-bataljon, althans gedurende eenigen tijd, zich zelf moeten verdedigen, hoe ernstig het ook door den vijand mocht bestookt worden. Doch de ondervinding leert ons dat, zoolang Dl. II, 1888. 14

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 222