220 aan de Lambalei-baai van zeer nabij omringt, vandaar de bezetting door herbaalde beschieting des nachts in voortdurende onrust houdt en misschien eenige verliezen toebrengt, de waterleiding vernielt en zich in de nabijheid vestigt, dan dwingt hij de vermoeide bezetting, uit te rukken, en kan haar dan zonder gevaar beschieten, daar het voor troepen ontoegankelijke gebergte hem het verdwijnen gemakkelijk maakt. "Wordt eene dergelijke handeling dagelijks herhaald, dan zou de toestand der bezetting, als zij niet spoedig hulp krijgt, onhoud baar worden. Dan zouden de Atjehers inderdaad een succes behalen, evenredig aan de door hem genomen moeite en doorgestane gevaren. Thans echter kan de geringe uitwerking hunner rooftochten de her haling daarvan niet verklaren. Waarom de vreemde Atjehers op Poeloe Bras niet met dien moed, die energie en doodsverachting vechten, die zij in Groot- Atjeh dikwijls aan den dag leggen, is wel te begrijpen. Zij zijn op een onbekend terrein, vreezen misschien afgesneden te worden hun ontbreken al die zaken, welke hen in Groot-Atjeh tot doods verachting aansporen: de missigit, heilige graven, ruime verstrekking van opiumeindelijk vreezen zij wellicht, als zij sneuvelen, niet be hoorlijk begraven te kunnen worden. Ik geloof dan ook wel, dat de benden en vooral de aanvoerders bij vertrek van Groot-Atjeh en misschien ook nog bij aankomst te Poeloe Bras den goeden wil hebben, ons gevoelige schade toe te brengen door met klem een aanval op onze nederzetting te wagen, maar ben van gevoelen, dat hunne geestdrift verdwijnt, zoodra de invloed der boven omschreven ongunstige omstandigheden merkbaar wordt. Zij wagen misschien nog het een of ander, maar deinzen af bij den minsten tegenstand of zoodra eene onvoorziene omstandigheid hun plannen belemmert of vertraagt, zooalsvroegtijdig ontdekt worden, een post bezet te vinden, die in gewone tijden niet bezet is, slecht en onstuimig weer enz. Men zal de vraag kunnen stellen, waarom dan bij zoo weinig kansen op succes de tochten naar Poeloe Bras toch zoo vaak wor den herhaald? Ik geloof, ook dit te kunnen verklaren. Niet de „Compagnie" te bevechten of de nederzetting te vernielen, is het hoofddoel hunner tochten; maar de voortbrengselen van het land,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 229