222 een bezoek, om een moord of een roof te plegen. Neemt men deze zienswijze als juist aan, dan laten zich de volgende omstandigheden gemakkelijk verklaren 1°. Dat de aanvallen op het etablissement met weinig moed en doortastendheid zijn uitgevoerd. 2°. Dat, niettegenstaande de vijand daarbij weinig of geen succes behaalt, de rooftochten toch dikwijls herhaald worden. 3°. Dat de benden langen tijd op het eiland vertoeven, zonder iets tegen onze nederzettingen te ondernemen, en dat de bezetting zelfs dikwijls van hunne aanwezigheid niets bemerkt en daarvan alleen door spionnenberichten op de hoogte is. 4°. Dat de inwoners van Poeloe Bras, meer dan de bezetting bevreesd zijn voor die benden. Gaan wij nu na hetgeen tot nu toe gedaan is, om deze onlusten tegen te gaan. Zoodra de plannen van den vijand ter kennis van het bestuur kwamen, werd gewoonlijk onmiddellijk van Groot-Atjeh versterking gezonden voor de bezetting der beide etablissementen en tevens eene colonne, om den vijand op te sporen en te vernietigen. Deze colonne werd dan gesteund door de Marine, die daartoe stelling nam tegenover de landingspunten en zoo noodig het debarkeeren der troepen voorbereidde en steunde door geschutvuur. Verder zijn in den loop van tijd op den Zuidwestelijken en den Noordwestelijken heuveltop aan de Lam- balei-baai, blokhuisjes gebouwd en eindelijk is men ertoe overgegaan, het oude Marine-etablissement op te heffen en voor de bezetting van de Lambalei-baai eene nieuwe versterking op te richten op den heuvel Zuidwaarts van het vroegere etablissement, waar het garnizoen niet meer tot mikpunt kan dienen van enkele vijandelijke schutters, die zich in de zwaar begroeide omliggende heuvels verschuilen. Zeker is het noodzakelijk geweest, de bezetting bij het ontvangen van onrustbarende berichten tijdelijk te versterken, om op alle even tualiteiten voorbereid te zijn, en evenzeer doeltreffend was het, de ligging der versterking uit een tactisch oogpunt te verbeteren. Ook de blokhuizen zijn nuttig, omdat zij goede observatie-posten vormen en een moreelen invloed uitoefenen op den vijand, die het nu minder dan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 231