226 raad, dien zij voor eigen gebruik behoeven, op het eerste bericht van de komst van vijandelijke benden wel weten te verbergen, en hiertoe zijn zij gemakkelijk in staat, zoowel omdat de voorraden nu klein zijn als doordat het terrein zeer rijk is aan kloven, schuilplaatsen, enz. Al is nu de Atjeher met weinig tevreden, zoo is toch het appro- viandeeren eener bende vrij duur. Rekent men op twee dagen voor den tocht te water heen en weer en op acht dagen verblijf op het eiland, dan zou de vijand voor tien dagen levensmiddelen moeten medeuemen. Het transport te water zal hierdoor wel niet noemens waard bezwaard worden, maar de tochten overland worden door het medevoeren van proviand zeer bemoeielijkt, vooral als de bende vluchten moetzij moet dan haar voorraad in den steek laten of heeft kans, in onze handen te vallen. De aanvoerders van zulke benden mogeii nog eenigszins uit een gevoel van vaderlandsliefde handelen, maar het gros der lieden bestaat uit roovers, die uit zucht naar buit de klewang ter hand nemen en zich wel niet meer voor een tocht naar P. Bras zullen laten over halen, als zij hooren, dat daar niet alleen niets meer te plunderen valt, maar dat zij bovendien veel kans loopen, honger en gebrek te lijden. Een verblijf van de benden gedurende meerdere weken, zooals nu plaats heeft, wordt dan geheel onmogelijk gemaakt. Zij kunnen dus niet meer op eene gunstige gelegenheid wachten, noch om het een of ander tegen ons te ondernemen, noch en dit is van groot belang om den terugtocht over zee te aanvaarden. Zij zijn dus verplicht te vechten onverschillig of zij kans van slagen hebben of niet, of wel zij moeten geheel onverrichter zake aftrekkeneindelijk moeten zij de terugreis aanvaarden, ook al zijn de omstandigheden en het weder ongunstig voor dezen tocht over zee. Al deze omstandigheden zijn zeker niet in staat, tot een tocht naar P. Bras aan te sporen, en, wordt hij toch ondernomen, dan belemmeren zij de uitvoering en maken de resultaten meer dan twijfelachtig. Onderstellen wij b. v., dat eene bende van 200 man naar het eiland is overgestoken en dat zij het plan heeft, ons gevoelige schade toe te brengen. Laat zij haar voorraad tot het noodzakelijkste beperkt hebben, tot rijst, gedroogde visch en zout, stel te zamen 0.7 KG. per dag, dan geeft dit voor 10 dagen nog 7 KG. per man, die steeds

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 235