EENE BIJDRAGE OVER SCHOEISEL VOOR HET LEGER.
Bij de meeste levensverrichtingen is eene ongehinderde beweging
met den voet voor den mensch van hooge waarde: het doelmatig
bekleeden van den voet staat hiermede in een nauw verband.
De eerste voetbedekking bestond uit sandalen. Op deze volgden
schoenen, welke aan de teenen waren opengelatendaarna kwamen
de houten schoenen van de IXe en Xe eeuw, welke later zijn gevolgd
door schoenen met langwerpig gebogen punten Later kwam een soort
schoenen in de mode met breede toonstukken, zoo breed zelfs, dat
het gaan er door bemoeilijkt werd. Sedert- wisselden, in den loop der
tijden, verschillende modellen van schoeisel elkander af: nu eens droeg
men breed oploopende neuzen, dan weder koos meu een puntigen
vormnu eens waren hooge spitse hakken in den smaak, dan weder
lage breede hakken (l); het ideaal voor velen was een kleine, smalle
voet; aan een gemakkeljjken, practischen schoen vorm stoorde men
zich over het algemeen niet.
Reeds in 1781 wees Peter Camper (2) er met nadruk op, dat de
schoen met den werkelijken bouw van den voet moet overeenkomen,
daar een onnatuurlijice schoenvorm den voet mismaakt en de oorzaak
van veel lijden is, practisch gevolg had Peter Camper's geschrift
evenwel niet.
In 1858 werd dit onderwerp weder voor het eerst ter sprake ge
bracht door Professor Hermann von Meyer te Zurich, die in een ge
schrift: „Die richtige Gestalt der Schuhe" op het ondoelmatige van
het gebruikelijke schoeisel wees en aantoonde, dat de voeten der
(1) Zie eenige modellen, voorkomende in het werk van B. Pestel, Der mensch-
liche Fuss und seine naturgemasse Bekleidung. Grlauchau 1885.
(2) Dissertation sur la meilleuro formo des souliera (aanwezig inde Univer-
siteïts-bibliotheek der stad Amsterdam).