15
waarde geladen werden, en waarmede hij zich vervolgens, met zijne
lieden, den gezagvoerder en diens vrouw, en den tweeden machinist,
door een deel der equipage naar wal liet roeien. Op weg daarheen
ontmoette hij den bekenden heer Roura, die zich met zijne bark
Eagle te Rigas bevond om peper te koopen, welke in de Hok Canton
geladen zou worden, en die zich naar dat stoomschip begaf'.
Aan boord gekomen nam de heer Roura het bevel over de Hok
Canton op zich en stoomde hij naar Olehleh, waar hij in den
namiddag aankwam en van het voorgevallene verslag maakte.
In den ochtend van 15 Juni begaf' de Gouverneur zich naar de
Hok Cantonom een persoonlijk onderzoek in te stellen en de noodige
maatregelen tot het bevrijden der gevangenen te betamen. Maar hier
toe moesten, daar er op het oogenblik geen enkel schip der oorlogs-
of gouvernements marine ter reede Olehleh lag, eerst al de op
Poeloe Bras en in het station der Noordkust beschikbare vaar
tuigen worden ontboden.
Toen dientengevolge in den avond van den 15en het stoomschip
Palembang van Poeloe Bras aankwam, vertrok het onmiddellijk
met den wd. adsistent-resident voor de onderhoorigheden II. A.
L. Kamp via Telok Gloempang naar Rigas.
Den 17en ging de adsistent-resident van Groot-Atjeh, K. P.
H. van Langen, met den gouvernements-stoomer Zeemeeuw naar de
Westkust, vanwaar hij denzelfden dag terugkeerde, medebrengen
de den kedjoeroean van Lam bes oi. Aan dezen werden inlichtingen
gevraagd omtrent de woonplaats van ToekoeLampadang (Toekoe
Nanta), den schoonvader van Toekoe Oemar, en van de echt-
genoote van laatstgenoemde, ten einde eene poging te kunnen aan
wenden om deze personen op te lichten en alzoo de uitlevering der
gevangen Europeanen te verkrijgen.
De Eaglehet schip vanRoura, kwam den 18eri te Olehleh, de
zes matrozen van de Hok Canton medebrengende, die Toekoe
Oemar naar wal geroeid hadden. Men vernam van hen dat de drie
gevangenen nog in leven waren.
Maar reeds den volgenden dag bleek, dat de gezagvoerder Hansen
was overleden. Toen kwam de heer Kamp van zijn tocht naar Ri
gas terug, den hoeloebalang van dat landschap, PotjoetIsmaël,