252 Het. gevechtsvuur is ten allen tijde door het karakter van den mensch beheerscht geworden en zal ook immer daarvan blijven afhangen. Teu slotte kan uit deu even gescketsten toestand gemakkelijk wor den besloten, dat de richtfouten grooter en mitsdien de trefwaar- sehijnlijkheid onbeduideuder wezen zal, naarmate het gevecht ernsti ger of zooals men pleegt te zeggen heeter is. Indien Wolozkoi's theorie van den gemiddelden geyechtshoek en van de oorlogsspreiding juist ware, dan zou zij tot grondslag moeten dienen voor eene nieuwe schietmethode en van andere tactische regels voor het gebruik van het vuur en de verschillende gevechtsvormen ook zou zij het uitgangspunt moeten zijn bij het ontwerpen van een nieuw oorlogsgeweer. Het zou echter van groote onvoorzichtigheid getuigen, indien men hare juistheid erkende zonder voorafgaand onderzoek der grondsla gen, waarop zij steunt. Dit onderzoek doet terstond de aandacht vallen op de geringheid van het aantal der tot staving aangevoerde voorbeelden; had "W. zich b. v. op een honderdtal beroepen, dan zou hij den onpartijdigen beoordeelaar voorzeker vertrouwen inge boezemd hebbendoch hij geeft er slechts zeven en dat is verre van voldoende. Bovendien kan men hun in het onderhavige gewichtige geval geen waarde toekennen, zoolang zij niet bewezen en daardoor algemeen erkend zijn, waartoe eon tot in kleinigheden doordrin gende studie van de in die voorbeelden genoemde gevechten of slagen noodig wezen zou; hierbij ware W. ongetwijfeld op de waarheids kracht zijner eigen voor dit opstel tot motto gekozen woorden gestuit. Ook werden de waarnemingen soms gedaan door personen, die zelf in den kogelregen en dus in den geschetsten physiologi- schcn toestand verkeerden, terwijl tevens de vraag rijst of het in enkele gevallen niet de gebrekkige geoefendheid van den soldaat wa3, waaruit dat hooge schieten voortsproot. En hoe zouden de Pruisen in 1870 er ooit in geslaagd zijn tot de stellingen der Frauschen te naderen, indien W. 's theorie ook op hen van toepassing ware geweestzij moesten zich immers met eene maximumvizierhoogte van 600 passen behelpen en openden hun vuur in den regel eerst op dien afstand; na van tevoren een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 261