254 van den vijand dikwijls eene teruggaande beweging ten gevolge, waar door het gevecht een heen- en weergaand karakter kreeg. In dit tijdperk van den aanval bereikte het gevecht gewoonlijk zijn toppunt. Het hevige vuur op den genoemden afstand was dan de eigenlijke voorbereiding tot den aanval, welke' voorbereiding bepaald noodig was. Enkele afdeelingen der Duitschers lieten zich meermalen bij het eerste avanceeren verleiden, zonder genoegzame voorbereiding tegen de vijandelijke stelling te stormen; maar deze pogingen gelukten bijna nooitwanneer zij niet door aanzienlijke overmacht uitgevoerd werden. 4°. In het defensief gevecht was de Duitsche tactiek anders als die der Franschen. Terwijl dezen den vijand reeds of grooten afstand een kogelregen toezonden, liet de Duitsche infanterie den vijand op 300, hoogstens 400 pas naderen, eer zij begon te vuren. Yooral op de jonge Fransche troepen in het tweede gedeelte van den oorlog, die hun vuur reeds op onzinnige afstanden openden, had het vuur op korten afstand de grootste uitwerking. 5°. Oorlog 1877. De aanval der Russen had gewoonlijk op de volgende wijze plaats. De tirailleurketen avanceerde onder het vijan delijk vuur en was weldra genoodzaakt halt te houdende le en 2e liniën, die gewoonlijk op een onderlingen afstand van gemiddeld 200 M., soms in linie, volgden, leden weldra gevoelige verliezen. Lang zamerhand naderden zij de keten die niet meer kon avanceeren wegens het hevige vuur uit de Turksche loopgraven om zeiven deel aan het gevecht te nemen. Daaruit volgde een vermenging der compagnieën als de le linie in de keten kwamdoor het in de linie komen van de compagnieën der 2e linie werd dit bezwaar nog grooter; in de dichte keten werden de grootste verliezen geleden en de zoozeer dooreengemengde compagnieën waren niet meer te leiden. Waren de verliezen in dit tijdperk van den aanval reeds groot, zij werden verbazendals de laatste afstand tot de Turksche stelling tnoest worden afgelegd. Soms icas het terrein zoodanig bedekt met lijken en gewondendat men letterlijk niet wist waar den voet te setten. Toetst men de vijf laatstgenoemde verschijnselen aan de door W. aangehaalde voorbeelden en overweegt men de hiertegen ingebrachte bezwaren, dan geraakt men tot de overtuiging, dat de theorie van den gemiddelden geveehtshoek en van de oorlogsspreiding, hoewel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 263