- 255 misschien op een enkel gevecht van toepassing zijnde, als algemeene grondregel geen reden van bestaan heeft. Ik zal daarom W. s be schouwingen, voor zoover zij op die theorie gegrond zijn, niet verder aanvoeren. Maar wel wensch ik in het licht te stellen, dat zelfs deze schrijver, van wien men zoo iets licht verwachten zou, zich volstiekt niet aan de zijde schaart van hen, die het vizier als een onding be trachten, ja, de waarde der schietoefening zelfs soms in twijfel durven trekken. Hij verlangt slechts eene andere, doelmatigere inrichting en een oordeelkundiger gebruik van het vizier. Hij deelt niet mede, hoe hij het wenscht, maar stelt als hoofdeisch voorop, dat het van den soldaat geen „denken in het gevecht" mag vorderen. Ten einde voorts de schadelijke gevechtsfactoren zooveel doenlijk te neutrali seeren, wil hij de oefening van den troep zoodanig verscherpen, dat de strijdende soldaat uit kracht der gewoonte, zijn geweer snel geheel machinaal in zoodanige schietpositie wete te brengen, dat de gevechts- hoek zoo klein mogelijk zijniet met de oefening der oogen, maat met die der armen wenscht hij te laten beginnen. Intusschen is het eene waarheid, dat men dikwijls hoort klagen over het „te hoog schietenin het gevecht; daarom kan het zijn nut hebben dit merkwaardige verschijnsel eens naderbij te beschouwen, te onder zoeken, aan welke oorzaken het te wijten is en na te gaan of de moge lijkheid bestaat, die oorzaken geheel of ten deele weg te nemen. Vooreerst is de houding van den richtenden schutter uiterst kunst matig en vermoeiend, zoodat bij deu soldaat steeds de zucht bestaat om zich aan die inspanning te onttrekkenkan men dit zelfs bij vredesschietoefeningen ontwaren, hoeveel te meer zal zulks in den strijd het geval zijn, als opgewondenheid, onzichtbaarheid van het doel en afwezigheid vau toezicht hunne invloeden doen geldenvooral in een Europeesch militieleger, dat voor het meerendeel is samengesteld uit manschappen, die gedurende vele jaren niet aan de schietoefeningen hebben deelgenomen, zal die zucht zich sterk vertoonen. Ook is de zenuwachtigheid van den soldaat en het verlangen om zeer snel te vuren reden, dat hij dikwerf aftrekt, voordat zijn wapen in deu aanslag ligt en dientengevolge zijne kogels hoog in de lucht wegslingertzonder twijfel werden de nadeelen dezer tout vermeerderd door de slechte ladingspositie, die sedert jaren in zwang was, doch

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 264