256 in den laatsten tijd bij enkele legeia ook bij het onze door eene betere vervangen is. Eene andere oorzaak is het bekende feit, dat achter dekkingen op gestelde schutters, vooral wanneer zij achter schietgaten staande of in liggende houding vuren, dikwerf geneigd zijn zich „te goed" te dekken, zoodat zij deu vijand niet zien en hun op de dekking steunend geweer onder een zeer grooten élevatiehoek wordt afgeschoten. Door de ladingspositie te verbeteren, de liggende houding slechts bij noodzakelijke uitzondering te bezigen en in den regel het overbank- vuur boven dat door schietgaten te verkiezen, wordt blijkens het vorenstaande het te hoog schieten tegengewerktmaar nog meer komt het erop aan, den man het geweer op doelmatige wijze in den aanslag te leeren plaatsen. Laat men hem het geweer uit de ladingspositie in een zoodanigen schuinen stand omhoog brengen, dat de monding eenigszins naar beneden wijst, om, eerst na het tegen den schouder plaatsen van de kolf, door eene bovenwaartsche beweging van de tromp, het wapen de vereischte elevatie te geven, dan kan het te vroeg afgaand schot nooit een te hoogen treffer, maar daarentegen wel een aanslag vóór het doel en dus een ricochettreffer veroorzaken. We mogen ons dus gelukkig achten met de hierop betrekking hebbende, in onze nieuwe schiet- en exercitiereglementen voorkomende bepalingen. Het zij mij echter vergund, de opmerking te maken, dat dergelijke uitmuntende voorschriften in het Vijandelijk vuur geen resultaten af werpen, wanneer men ze in vredestijd niet met onverbiddelijke nauw gezetheid nakomt en verzuimt den soldaat door veelvuldige oefening zóóver te brengen, dat het opvolgen dier regels hem eene gewoonte eene tweede natuur is geworden, die hij niet meer afleggen kan, zelfs niet in een vijandelijken kogelregen, welke zijn denkvermogen tijdelijk buiten werking stelt. Daarom is het naar mijne meeniug dringend noodig te bepalen, dat ellce gewapende diensthoe vermoeiend die ook wezen moge, aanvange en eindige met eene, b. v. gedurende vijf minuten, vol te houden, strikt reglementaire oefening in het in den aanslag breogeu van het geweer, Wolozkoi's gezegde „het gevechtsvuur is ten allen tijde door het „karakter van den rnensch beheeracht geworden en zal ook immer

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 265