257 „daarvan blijven afhangen" is eene waarheid, waarmede men nooit ge noeg rekening kan houden. Ik ben zoo vrij het karakter te beschouwen als het resultaat der overwinningen, die de geest of de wil op het lichaam behaald heeft, die overwinningen zullen bij den een talrijker en invloedrijker zijn dan bij den ander, eensdeels omdat reeds bij de geboorte der individuen verschillen in geestkracht en lichaamseigenschappen aanwezig zijn, anderdeels omdat zich niet voor allen dezelfde gelegenheid tot ontwik keling van geest en lichaam voordoet. Yandaar de groote onderlinge afwijkingen der karakters en vandaar ook het verschijnsel dat er karakterloozen bestaan. De geestkracht van het individu kan natuurlijk het best ontwik keld worden door oefeningen, die gaandeweg het zelfvertrouweu in de eene of andere richting verhoogen. Zoo kan voor den soldaat het door staan van meer of min ernstige gevaren eene uitmuntende school zijn. Het is echter van hoog belang, het lichaam door eene goede ver pleging en eene stelselmatige oefening der spieren meer geschikt te ma ken, tot de uitvoering der als het ware door den geest bevolen hande lingen. Hiertoe kunnen het schieten, de gymnastiek, het schermen, het overwinnen van hindernissen, het maken van marschenenz. van groot nut zijn (1). Gelden deze opmerkingen zoowel voor den officier als voor den soldaat, vooral voor den eerste hebben zij groote beduidenis het officiers korps is de kern van het leger, de spil waaromheen alles draaitde hoe danigheid van het leger hangt bijna geheel van de deugdelijkheid dier kern af. In de eerste plaats moet dus het karakter van het officiers korps door eene doeltreffende opvoeding en eene rechtvaardige en oordeelkundige behandeling naar behooren gevormd worden en daarna zal het overige van zelf volgen. Bij die vorming moeten als hoofd denkbeelden op den voorgrond staan, dat wel veel maar niet te veel inspanning mag worden gevorderd, dat het er met alleen op aankomt om inspanning en oefening voor te schrijven en te eischen, maar ook om die naar verdienste te beloonen; en dat het plichtsbesef in den regel slechts door vertrouwen en waardeering kan worden opgewekt, aange kweekt en in stand gehouden. (1). Zie blz. 45 van de eerste aflevering van het I. M. Tijdschrift, jaargang 1888. Verslag eener zending naar Opper-Burma.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 266