297 „De hulptroepen van Soerakarta en Djokdjokarta kuunen vertooning maken, zoolang hun land en hunne prinsen zich achter onze liniën bevindendoch bjj ook maar schijnbaar min gunstige oorlogskansen zou ik op den bijstand of de trouw der vorsten of hunne onder danen evenmin willen steunen als op die der vorsten en hulptroepen van Madura. (3) „Overigens heeft ook de inboorling weinig vertrouwen in zijne eigene hoofden, wanneer het is om hem ten strijde te voeren; en dat gebrek aan vertrouwen is wederkeerig. Sommige uitzonderingen kunnen zich daarin voordoen, wanneer hij, gelijk bij den grooten op stand op Java, gedreven wordt door zeker gevoel van nationaliteit of door dweepzuchtige begrippen van godsdieustigen aard. Hieruit volgt dat, zoo van hen, als vriend, in het daadzakelijk militair opzicht, weinig bijstand te verwachten is wanneer hij niet geregeld ia ingelijfd, van den afval der hulpbenden evenmin veel te duchten is. Het en heeft het gouvernement getoond in hunne medewerking belang te stellen; niet zoo zeer wegens hunne waarde als troepen maar meer om de trouw van de vorsten van Madura, als onze bondgenooten, in dezen Archipel bekend te maken. „In den oorlog op Java hebben zij meermalen goede diensten bewezen, en is hunne volharding, vooral die der vorsten, om dien strijd tot het einde toe bij te wonen, wel eens bewonderd; in het begin van dien oorlog zou hun gemis zelfs sterk gevoeld zijn. „Het spreekt van zelf, dat, ingeval van oorlog met eene Europeesche mogendheid, do Sultans bij het groote Hoofdkwartier moeten wezen, zooals ook altijd do bedoeling is geweest. „Door de instructie en den dienst in het algemeen onder toezicht van Europeesche officieren te stellen, zullen deze troepen evengoed gedisciplineerd en geïnstrueerd zijn als de inlandsche bataljons van het leger. Zijn er voldoende Europeanen bij het leger en bestaan daartegen, met betrekking tot de verhouding met de vorsten, geene boden- kingen, dan zoude ik er zeer voor zijn, ze tussclien twee Europeesche flankcom- pagnieën te encadreeren. (3) Aanteekeniug als boven. „Ten opzichte dezer hulptroepen van den keizer en van den sultan bon ik het eens. Het zoude mogelijk te moeielyk zijn, daarvan in vredestijd goed gedisciplineerde en geïnstrueerde bataljons te maken; maar de troepen van Mangkoe Negoro en van Pakoe Alam dienen wij te bezigen; de eerste, omdat zij goede diensten kunnen bewijzen, de laatste om geen ijverzucht op te wekken. De infanterie van Mangkoe Negoro is vrij- goed geïnstrueerd en zal, tussclien Europeesche flankcompagnieën geëncadreerd, eveu- goede diensten bewijzen als de inlanders van het leger. De cavalerie is uoodig voor escortes achter de linie, ordonnansen enz., om onze cavalerie te sparen en kan zelfs, na eenige instructie, tegen infanterie mede in linie ageeren".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 306