301
„Uit de door mij geopperde denkbeelden volgt geenszins de nood
zakelijkheid van eene aldadelijk kostbaarder samenstelling van per
soneel bij de legermacht. Integendeel, eens van de bewustheid uit
gaande van onder alle omstandigheden uit locale middelen te putten,
wordt het ook mogelijk, het inlandsch personeel, zoolang geen vrees
voor oorlog met eene Europeesche mogendheid bestaat, tot het hoog
noodige voor den inwendigen dienst te reduceeren, en kunnen de hierop
gemaakte bezuinigingen gedeeltelijk strekken tot bekostiging van eene
versterking dier bestauddeelen onzer legermacht, welke permanent op
de hoogste schaal behooren gehouden te wordenik bedoel al hetgeen
tot aanvulling vau het wisselvallige der vrije gemeenschap met Neder
land afhankelijk is, en, anderdeels, voor de hoogere bezoldiging
van den iulandschen soldaat.
„Alvorens af te stappen van deze algemeene beschouwingen, het
bestaan van het Nederlandsche Oost-Iudisch leger betreffende, voel
ik mij genoopt, nog een teeder punt aan te raken.
„Het kan in een militair opzicht wel eenigszins bevreemdend voor
komen, dat niet aan den commandant der troepen in Nedei landsch-
Indië, maar wel aan den Gouverneur-Generaal de titel van Opperbevel
hebber wordt toegekend, nog te meer, daar zulks niets kan bijdragen,
wat krjjgstucht aangaat, hooger staat dan de zoogenaamde Amboineezen, de Boegi-
neezen en zelfs do Madureezen, die moeielijker van aard en diefachtiger zijn; ik juich
het denkbeeld toe, om zich voor de werving alleen tot Java te bepalen en inlandsohe
keurcompagnieën samen te stellen, zooals trouwens in 1839 reeds in overweging
gegeven is.
„Wat de vergelijking van den Javaan met den Sipahi betreft, daarin kan ik het
met den generaal Miehiels niet geheel eens zijn; deze leidt de inborst der Sipahis
af van hetgeen hij hier gezien heeft, dat er het uitvaagsel van is. Toegegeven,
dat een gedeelte der inboorlingen, waaruit het Engelsche leger in Indië bostaat, min
der dapper van aard is dan die van den Maleischen Archipel, zoo is dat zeker niet
het geval met alle stammen en volken, van geheel verschillenden aard en gods
dienst, waaruit de Engelsohen hun leger samenstellen, en zullen zij voor een expe
ditie naar Java voorzeker hunne beste inlandsehe troepen uitkiezen die, zoo niet
meer, wel dezelfde ingeboren dapperheid als onze Javanen zullen bezitten, en boven
hen vóór hebben eene rijke ondervinding, betere instructie, die daarvan hot gevolg
is, en betere kieeding en voorziening in alle noodwendigheden, waarvoor de Engel
sehen geene kosten sparen.
„Omtrent al betgeen verder in de memorie van den generaal Miehiels verhandeld
wordt, deel ik diens gevoelen."