325
naar H
A
B
H
fig. 2.
0 kijkt (fig. 1). Vóór de benedenste helft van het objectief-glas
is een spiegel a aangebracht, (fig. 2,) en daar tegenover een tweede
spiegel b, door middel van welk stel spiegels men nu tegelijkertijd
rechthoekig op AO in de richting A H naar een punt van den horizon
ziet. Dat punt neemt men dan juist in 't oog en loopt er recht op
aan; heeft men 30 M. in die richting afgelegd, tot B, dan houdt
men halt en kijkt door den kijker uit B naar O. Men ziet dan in
den spiegel een punt N aan den horizon. Nu is hoek NBH
hoek B0A=/ o. In ABO is dus cot. o ofa; 30 cot. o.
Men kan dus den afstand op die wijze berekenen door hoek NBH
te meten.
Te velde behoort echter natuurlijk die meting en de trigonometrische
becijfering vermeden te worden. Daarom is het instrument zoo in
gericht dat men den spiegel b kan draaien. Is men dan naar B ge-
loopen, dan behoeft men niet hoek NBIT te meten, maar men draait
eenvoudig den spiegel b zoolang totdat men weer de richting B H
in den spiegel a ziet.
Uit de draaiing van dien spiegel kan men dan tot de grootte van
NBH en tot den gevraagdeu afstand besluiten. De berekening
Dl. II, 1888,
21
o
li
es
e3
P
0
1-
CC