327
In Nederland is daaromtrent, het volgende voorgeschreven (1)
Om met de korrel den afstand tot een infanterist of cavalerist te
schatten, geeft men aan het geweer een steunpunt en, het oog hou
dende ter hoogte van het achtereinde van het staartstuk, brengt men
de kruin der korrel gelijk met den bovenkant van het hoofddeksel
van den infanterist of cavalerist en ziet men vervolgens op welk ge
deelte van het lichaam de onderkant der korrel gericht is.
De afmeting van het gedeelte van het doel, door de korrel gedekt,
wordt met 200 vermenigvuldigd, om ten naastenbij den afstand tot
het doel te vinden.
In Duitschland heeft men daaromtrent een ander voorschrift. Men
richt daar (met het nieuw-model infanteriegeweer M 71/84) over
den loop op de voeten van een staanden man. Heeft die man de
gemiddelde lengte van 1,7 M., dan reikt de korrel:
op 100 M. tot aan de knie,
op 150 M tot aan de jaspanden,
op 200 M. tot aan de koppel,
op 250 M. tot halverhoogte van de borst,
op 300 M. tot aan den hals.
Bij beide stelsels is dus alleen op korte afstanden deze wijze van
schatten aangegeven. Men zal er dus betrekkelijk weinig gebruik
van maken, omdat op die afstanden fouten in de schatting niet groot
zullen zijn en de bestrekenheid van de baan ze bovendien goed maakt;
ook zal men op die afstanden zelden een vijand in zijne volle lengte
voor zich zien staan.
Het vorenstaande, dat voor een groot gedeelte ontleend is aan
een artikel over het afstanden schatten bij de infanterie, voorko
mende in de „Neue Militarische Blatter", aflevering Juli-Augustus
van dit jaar, geeft den schrijver van dat artikel aanleiding tot de con
clusie, dat nog immer, ondanks de instrumenten, die men daarvoor heeft
uitgevonden, en ondanks de andere hulpmiddelen, hierboven genoemd,
het veelvuldigst voorkomende geval zal zijn dat de infanterie zich in
het gevecht moet behelpen met het schatten van afstanden op het oog.
Voorschrift betreffende de wapenen en schietoefeningen bij de Intanterie; uit
gave 1887.