329
fout maakt dan van 2 M. op do 100, kan als voldoende geoefend
beschouwd worden.
Deze oefeningen worden dienstbaar gemaakt, aan het den man goed in
het geheugen doen prenten van de afstanden van 100, 200, 300 en 400 M.
De onderwijzer vestigt hierbij vooral de aandacht op het schijnbaar
kleiner worden van den afstand van 100 M., naarmate deze verder
verwijderd is.
Eindelijk wordt den man op verschillende terreinen geleerd om,
door middel der in het geheugen geprente maten, op hot oog de af
standen te schatten, waarop voorwerpen en personen zich van hem
bevinden.
Met hen, die daartoe in aanmerking komen, worden deze oefeningen
op middelbare en groote afstanden voortgezet.
Rijen boomeo of telegraafpalen, op gelijken afstand van elkander
geplaatst, kunnen als hulpmiddel dienen.
Tot beoefening der tweede methode benoemt (1) de onderwijzer
een onderofficier met eenige manschappen tot afstaudstroephet,
overige gedeelte vormt den waarnemingstroep.
De afstandstroep verwijdert zich in eene aangewezen richting,
terwijl de geleider op 100, 200, 300, en 400 M. van den waar
nemingstroep een of meer manschappen achterlaat. Deze manschappen
maken front naar den waarnemingstroep, zorgen dat zij elkander
niet dekken, nemen het geweer bij den voet en verrichten op een
teeken van den onderwijzer onderscheidene bewegingen, of nemen
verschillende houdingen aan.
De onderwijzer vestigt hierbij vooral de aandacht op het schijnbaar
kleiner worden der afmetingen van de opgestelde manschappen, naar
gelang deze verdei verwijderd zijn. Hij doet voorts de waarnemers
nauwkeurig nagaan, wat ieder voor zich zelve op 100, 200, 300 en
400 M. ziet van de houdingen en bewegingen, en van de kleur van
gelaat, handen en uniform.
Deze oefeningen worden bij verschillende weersgesteldheid en op
onderscheidene terreinen herhaald met hen, die daartoe in de termen
vallen, ook op middelbare en groote afstandenen daarbij nagegaan
(1) Dit geschiedt ook bij toepassing der le methode, wanneer de afstanden
niet door terrein voor werpen kunnen worden aangegeven.