DE „SCHIETKEGELSUIT HET NIEUWE SCHIET-
YOORSCHRIFT DEK INFANTERIE.
Het volgende zou den schijn op mij kunnen laden, dat ik het waag
tegen het nieuwe schietvoorschrift te velde te trekken. Dit is verre van
mij. Ik voel mij geroepen noch gerechtigd den lof uit te spreken,
die het toekomt. Waar het voorschrift de regels vaststelt, waarop
het vuur van den enkelen schutter en dat van den troep berust, waar
het dus aangeeft hoe de theorie in de practijk moet toegepast wor
den, werpt het echter zelf hinderpalen op, waardoor het zijn doel niet
bereikt.
M. i. is het zeer gemakkelijk die werkelijk belangrijke beletselen
uit den weg te ruimen.
Dat duidelijk te maken is het eenig streven van dit opstel.
De poging om de gevonden wetten zoodanig in de schietregels uit
te drukken, dat zij gemakkelijk te begrijpen, te onthouden en toe
te passen zijn, is niet gelukt.
De regels zijn veel te ingewikkeld en in één geval zelfs onjuist.
Die betreffende het individueele schot moeten door al het kader
en, hoewel niet a la lettre, door de manschappen gekend worden. Zoo
als zij in 156 gesteld zijn, leert niemand ze ooit.
Daargelaten dat die uit zinnen „zonder gezegde" bestaat, ge
raakt een gewoon menschenbegrip toch in de omschrijvingen verward.
Zie punt 1° „ongeacht de breedte", punt 2a „ongeacht de hoogte",
2b „meer dan mansbreedte doch minder dan manshoogte," 2c „meer
dan mansbreedte en manshoogte."
't Is om te duizelen, en komt de man voor de cirkelschrijf, dan
ziet hij die regels reglementair in den wind geslagen op den koop toe.
Ik hoorde een collega zeggen: Ik ben altijd een goed schutter