336 Zelfs bij grondige oefening en puik kader zal dat eene doode let ter blijven. Zou het niet verre de voorkeur verdienen het kader betreffende het gezam. vuur slechts te loeten: „Op het gevechtsterrein zal ge woonlijk te hoog geschoten worden. Daarom wordt daar op 350 M. „de klep op 't voetstuk en op 250 M. het standvizier genomen." De grondslagen van de vuurtactiek zijn, volgens het voorschrift, te vinden in 61 van het Aanhangsel. Zonderling, als moesten de regels betreffende het vuur des voorschrift/s zondenbok zijn, ook die moet gewraakt worden. Ditmaal niet wijl zij te ingewikkeld, maar omdat zij onjuist is. 61, 1° luidt: „Op het terrein, en als men afziet van de uiterste te ver, te kort en zijwaarts gaande schoten, is de diepte van den trefferbundel on geveer 300 M. en zijne breedte twee- tot driemaal het aantal honderd tallen meters van den afstand; b. v. op 600 M. bedraagt de breedte 2x6—12 a 3x6 18 M." In tabel 5 vinden wij eene rubriek: „Totale breedtespreiding bij het gezamenlijk vuur van gewone schutters", dat is dus ook de breedte van den bundel. De tabel geeft echter op 600 M. niet 12 a 18 M., maar 9,8 M., d. i. slechts ongeveer anderhalf maal het aantal honderdtallen. Voor de kleinere afstanden wordt de verhouding nog minder. En op den grootsten zelfs, 900 M., bedraagt de breedtespreiding nog minder dan 2X9 M., nl.16,4 M. De benadering van anderhalf maal het aantal honderdtallen is daarentegen tot en met 400 M. zeer nabij de waarheid, en verschilt tot en met 600 M. weinig. Boven 600 M. moet het aantal honderd tallen met anderhalf tot twee vermenigvuldigd worden. Ter vergelijking dit staatje

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 345