345 steeds vóór negenen en bij nagenoeg volkomen windstilte genomen zijn, dan komt men onwillekeurig tot de veronderstelling, dat de luchtdichtheid op het Indische proefveld niet veel verschild zal heb ben van die op het Nederlandsche, waar van 1 April tot 1 October, op den middag, de gemiddelde barometerhoogte 700 mM., de ge middelde temperatuur 18° en de gemiddelde vochtigheidstoestand 0,65 bedraagt (1). Hoe dit ook zij, in elk geval is het duidelijk, dat wij onze grootere vizierhoeken, zoo niet geheel, dan toch voor namelijk te wijten hebben aan de achterlijkheid onzer patroon. Terwijl men in Nederland den zachtlooden kogel van 21,8 Gr. en de lading 4,25 Gr. reeds in 1879 verving door een hardlooden kogel van 25 en een lading van 5 Gr., gingen wij er eerst in 1881 toe over om eene wijziging in onze munitie te brengen, die zich slechts bepaalde tot het aannemen van een hardlooden projectiel met twee vetgroeveu, zuiver ogiefvormige punt had en 21,6 Gr. gewicht, inplaats van het zachtlooden, dat maar één groef bezat, eene afgeplatte punt had en 21,8 Gr. woog. Dit gaf wel is waar aanleiding tot vermin dering der spreiding, maar de baanvorm bleef dezelfde (2). Wij bleven dus ver tenachterstaan bij de Nederlandsche Infanterie, die reeds in 1879 kon beschikken over eene aanvangssnelheid van 450 M. en eene metaalbelasting van 0,263 Gr. per mM2. der dwarsdoorsnede, welke beide grootheden bij ons, na de genoemde verbetering, nog maar resp. 400 M. en 0,229 Gr. bedroegen en tot op den huidigen dag in dat stadium van betreurenswaardige achterlijkheid zijn blijven voortbestaan. Ook het sub 2 genoemd sterk toenemen der hoekverschillen is een gevolg van de inferioriteit onzer patroon en wel in hoofdzaak van de geringere metaalbelasting des kogels. Dit zou natuurlijk nog sterker uitkomen, indien onze baan, evenals de Nederlandsche, tot op 1800 M. bepaald ware. Het duidelijkst spreekt de achterlijkheid uit eene onderlinge ver gelijking van de vluchthoogten, welke b. v. doet zien, dat in de baan (1) Zie Hanekar. Vermogen en gebruik der hedendaagsche handvuurwapenen. (2) Zuiver theoretisch beschouwd, zou de baanvorm wegens de iets geringere metaalbelasting van den volstrekt en ook soortelijk lichteren, hardlooden kogel eenigszins anders geworden moeten zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 354