347 „bestaat iu Indië de noodzakelijkheid niet om het geweer tot vuren op „zoo groote afstanden (1), als tegenwoordig in Europa worden aan- „genomen^ geschikt te maken, maar de meer bestrijkende baan en de „grootere trefkans bij het gebruik der nieuwe patroon zijn beide „voordeelen, die ook op de betrekkelijk kleine afstanden, waarop „men gewoonlijk iu Indië vuurt, van zeer groote beteekenis zijn. „Al spoedig kwam men echter tot de conclusie, dat de in Nederland „voorgenomen wijzigingen, voor Indië geen aanbeveling verdienen. „In de eerste plaats is het uitwendig vetten der patronen hier te „lande bepaald te ontraden. De gewone bezwaren, die men in Europa „tegen het gebruik van patronen, waarbij het buiten de huls uitstekende „gedeelte van den kogel gevet is, vindt aangevoerd afbrokkelen, „smelten, verontreinigen van lederwerken enz. (2) bestaan in nog sterkere mate in Indiëterwijl bovendien de doelmatigheid van den, „ten einde oxydatie en misvorming van den kogel, tengevolge van „de inwerking van het vet, bij langdurige opbewaring van uitwendig „gevette patronen te voorkomen, niet te vermijden maatregel om „deze bewerking eerst kort vóór het gebruik te doen plaats hebben in „Indië althans aan bedenking onderhevig is." (3) Hieruit ziet men, dat ook in Indië de gewichtige quaestie der pa troon in behandeling is genomen, maar zonder gunstig resultaat, helaas! Had men in Nederland door de verzwaring der lading een groot voordeel behaald, daartegenover stonden ook nadeelen, die zich o. a. deden gevoelen in den vorm van snelle slijting van sommige deelen des sluittoestels. En, wat het weglaten van de vetprop betreft, daar omtrent heb ik reeds vroeger (4) het een en ander opgemerkt, waar- (1) Dat die noodzakelijkheid niet bestaat, kan ik niet toegevenhet vuren op groote en op uitzonderingsafstanden zal tegenover den Inlandschen vijand wel degelijk nut kunnen afwerpen, al zij dat slechts zelden, en tegenover een Europeeschen vijand, die zelf over een voor die afstanden ingericht vizier beschikt, zijn we moreel zoowel als materieel in het nadeel, zoolang wij een zoodanig vizier moeten ontberen. Dat do Indische terreinen het vuren op die afstanden onmogelijk zouden maken, is eene stelling, die vooral in bergterreinen volstrekt niet doorgaat. (2) Hiertoe moet vooral het aankleven van zand, stof enz. gerekend worden. (3) Zou het niet mogelijk zijn geweest die oxydatie door het vernissen van den kogel tegen te gaan? (4) Zie de 4e aflevering van dezen jaargang, bl. 465 e. v.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 356