348 uit blijkt, dat ik eene patroon zonder vetprop abnormaal acht. Niet temin blijft het een onmiskenbaar feit, dat de Nederlandsche Infanterie, ten aanzien van de bestrekenheid der baan, sedert 1879 uitgemunt heeft boven alle andere infanterieën, behalve boven de Fransche, die met haar gelijkstond, en de Engelsche, die haar een weinig overtrof. Eerst in den laatsten tijd beschikken sommige natiën, door de aan vaarding van het kleinere kaliber, over voel minder gekromde banen. Eenigen tijd na de invoering der nieuwe patroon deden zich in Nederland stemmen hooren ten gunste van de inwendige vetting en het was de Nederlandsche kapitein Weenink, vau het Regiment Grenadiers en Jagers, die aan de regeering eene memorie indiende, waarin werd voorgesteld, de uitwendige vetting der patronen wederom te doen vervallen en in de huls, in plaats van de dunne vilten schijf, eene dikkere vetschijf aan te brengen, besloten tusschen twee schijven van zeer hard geprepareerd papier. Aangezien echter de huis geen ruimte genoeg aanbood voor het opnemen dezer dikkere vetschijf, werd te vens verlenging van de huls en een daardoor noodzakelijk geworden verlenging van de kamer met 2 cM. voorgesteld. In dit voorstel vond de toenmalige eerste luitenant van het Re giment Grenadiers en Jagers Brender a Brandis aanleiding tot het schrijven eener uitvoerige verhandeling over de iufanteriepatroon (1), waarin hij tot de slotsom kwam dat de vraag of huls- en kamerver lenging op dat tijdstip wenschelijk was, ontkennend moest beantwoord worden, eensdeels omdat hij in de enkele naar zijne meening niet afdoende oplossing der vetquaestie geen voldoende aanleiding vond om tot zulk een ingrijpenden maatregel te besluiten, anderdeels en voornamelijk, omdat verlenging der patroon in verband met de waarschijnlijke toekomstige aanbrenging van een snellader hem on raadzaam scheen. Vooral met het oog op dit laatste argument achtte hij veeleer eene verkorting der patroon aanbevelenswaardig. Of het aan zijn betoog te danken was, dat het Nederlandsche Leger bestuur het voorstel van den kapitein W. niet aannam, is mij niet bekend, maar zóóveel is zeker, dat de voorspelling van den heer B. uitgekomen is en dat de thans voorgenomen transformatie van het Nederlandsche geweer volgens Mannlicher of Vitali, zoo niet onmo- (1) Zie Mil. Spectator 1884.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 357