385 te voorzien dat tegenover de aanmatigingen van die zijde weldra naar het zwaard gegrepen zou moeten worden. Kort daarop, in November 1858, werd dan ook tot eene expeditie derwaarts besloten. De Indische Regeering weusehte het bevel daarover op te dragen aan den generaal Van Swieten. Deze was echter van meening dat het aanvoeren van partieele expeditiën buiten Java, niet de taak behoor de te zijn van den Commandant van het Leger; met de door hem voor die zienszijze aangevoerde motieven werd genoegen genomen eu derhalve het bevel aan een ander generaal opgedragen, terwijl de staatkundige leiding aan den Vice-president van den Raad van Indië, als Gouvernements-commissaris, ten deel viel. Generaal Van Swieten had derhalve bij deze expeditie, in de krijgsgeschiedenis als de eerste Bonische bekend, alleen het gewone aandeel dat den legeraanvoerder toekomt, dat der organisatie en voorbereiding van de landmacht en der verzekering van de noodige samenwerking met de zeemacht. De troepen verlieten in Januari 1859 Java, landden in de volgende maand bij Badjoa, versloegen de Bonieren bij verschillende ontmoetingen en maakten zich van de hoofdplaats des rijks meester. Was op die wijze het voornaamste militaire object bereikt, het staatkundige doel der expeditie werd daarentegen geheel gemist, daar niet alleen geene onderwerping, maar zelfs geen zweem van eenige toenadering van de zijde der Bonieren volgde. De hoogst ongunstige gezondheidstoestand, die tevens intrad, had daarbij op de sterkte en het offensieve vermogen der strijdkrachten een zeer nadeeligen invloed, zoodanig dat tot weder- inscheping der grootendeels niet meer valide troepen werd besloten met achterlating van een kleine bezetting in eene versterking aan de kust te Badjoa, gepaard met eene blokkade door de Marine. Terstond nadat voldoende was gebleken, dat de eerste Bonische expeditie op deze wijze zonder resultaat bleef, werd door de Regee ring tot de organisatie eener tweede besloten. Wederom wenschte de Gouverneur-Generaal het bevel over deze expeditie aan generaal Yan Swieten op te dragen en wederom voerde deze zijne bedenkingen daartegen aan, maar thans nam de Regeering met zijne weigering geen genoegen. „Niemand" schreef hem de Landvoogd „is zeker meer bevoegd

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 394