397 dende zware regenbuien, die een spoedig begin der operatiën onmogelijk maakten. De tioepen bleven dus voorloopig aan boord, hetgeen de epidemie natuurlijk weder in hooge mate bevorderde. Maar ook het. verblijf aan boord kon met het oog op het inteeren der levensmid delen en het belangrijk verminderen der op de schepen medegeno men hoeveelheid drinkwater niet te lang worden gerekt, zoodat de opperbevelhebber besloot deu 9en December tot de landing te doen overgaan. Gelukkig eindigden toen juist ook de regens. De landing geschiedde op dien dag, tengevolge der misleiding van den vijand door het ankeren der vloot voor de goed versterkte monding der Atjeh-rivier, zonder tegenstand. Den 10en waren beide brigades aan wal en rukten westwaarts voort langs het strand, gemeenschap houdende met de vloot die in de voeding en het drinkwater voorzag. Na eenige kleinere gevechten en verkenningen had den 14ea December de eerste be langrijke ontmoeting met den vijand plaats bij kampong Tiban, die tot ïesultaat had dat de versterkte liniën des vijands aldaar, door eene colonne onder generaal-majoor Yerspyck, na hevigen tegenstand werden genomen en bezet. Dit succes had ten gevolge dat de vijand alle strandversterkingen ten Oosten der Atjeh-rivier ontruimde, zoodat den 15en de monding dier rivier zonder tegenstand werd be- ïeikt. De volgende dagen werden verschillende verkenningen gedaan tot opsporen van den besten weg nabij den oostelijken oever der Atjeh-rivier; tevens werd aan de monding der rivier eene verster king (de marine-benteng) bezet tot verzekering der communicatie lijn. Den 18cn werd door een der verkenningscolonnes Penajoeng beieikr, werwaarts toen opvolgend de geheele legermacht werd ge dirigeerd, zoodat zij den 21en daar in haar geheel was verzameld. Hieimede was het tweede gedeelte van het operatieplan uitgevoerd. Wij waren meester van de rivier en hadden daardoor de veiligheid der gemeenschap met de schepen verzekerd. Met kracht kon nu roet de ontscheping van vivres en materieel worden aangevangen mot veel inspanning werd al spoedig aan de koeala Atjeh een groot depot gevormd, zoodat de troepen met gerustheid verder konden ageeren. Lene poging tot onderhandeling met den sultan liep op niets uit: onze afgezant, Mas Soemoe Widikdjo, werd gruwzaam vermoord. Den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 406