402
nen is, in gevaar te brengen, en dit zoude kunnen gebeuren, indien
wij ons met onzekere offensieve bewegingen inlieten.
„Is de offensieve kracht van den vijand niet beduidend, zijne de
fensieve kracht is het door den aard van het terrein en de dicht
aaneengesloten kampongs wel. Onderwerpt hij zich niet, dan moeten
wij zorgen dat wij door de deugdelijkheid onzer stelling hem daartoe
noodzaken kunnen, omdat hij hoe langer zoo meer aan gebrek zal zijn
blootgesteld. Wij moeten van hem den aanval afwachten en hem de
verliezen doen lijden, die hij ons berokkenen zou als wij hem gingen
aanvallen in stellingen, die wij niet noodig hebben en niet bezetten
willen. De nood en de overtuiging dat aan onze zijde wat te ver
dienen valt, zal doen, wat door de kracht van wapenen wellicht niet,
en zeker niet door pijnlijke offers, te bekomen zal zijn.
„De politiek moet en zal voltooien wat de wapenen zoo gelukkig
begonnen zijn."
Men heeft echter die politiek weinig tijd gelaten.
Toen de sterke stelling, die generaal Yan Swieten wenschte om er
onze afwachtende houding in vol te houden, door zijn opvolger was
ingenomen, eischte men van haar in April 1875 dat zij reeds binnen
8 maanden tot onderwerping zou leiden (1), ja werd ook die be
perkte tijd niet afgewacht, daar reeds in November d. a. v. de last
tot verdere agressie werd gegeven (2). Generaal Van Swieten heeft
deze verandering van stelsel nimmer goedgekeurd; zelfs toen die
agressie, later in hare uiterste consequentie doorgezet, schitterende
resultaten op het oorlogsveld had gegeven, waarschuwde hij tegen
hare gevolgen.
„Wij wagen ons", schreef hij in 1879 (3) „aan eene voor
spelling. Indien de onderwerping niet zeer spoedig komt, dan zal men,
'om uitputting van krachten te voorkomen, van stelsel moeien verande
ren. Men zal de agressie moeten staken en zich moeten beperken bin
nen engere grenzen van terrein en troepencijfers.
„Deze beperking, die men toch nooit kan ontgaan, zal de meest af
doende veroordeeling zijn van het agressief stelsel.
(1) Miss. Gouv. V. Atjeh dd. 30 April 1875 (Kielstra, Atjeh-oorlog, II, bjz. 558).
(2) Gouv. besl. dd. 10 Nov. 1875 No. 119, Geh.
(3) De waarheid over onze vestiging in Atjeh, blz. 415.