410 Tan de uitwerking des infanterievuurs in het gevecht (1) poogde de algemeene beginselen op te sporen, waaraan men zich bij het ont werpen van ons toekomstig schietwapen zal hebben te houden. De uit het bedoelde opstel te maken gevolgtrekkingen liggen voor de hand. Zij zijn 1°. Alhoewel blijkens physiologische beschouwingen en opgedane oorlogservaring het gevecht allen zonder uitzondering in een abnor- malen gemoedstoestand brengt, kan deze alleen in zeer ernstige oogen- blikken zóó ongunstig worden, dat het meerendeel der soldaten niet meer richt. 2°. Toont de statistiek aan, dat het in verschillende oorlogen of veldslagen behaalde gemiddelde treffvrprocent uiterst gering was, zij bewijst daardoor volstrekt niet, dat in het gevecht gewoonlijk niet gericht wordt (blz. 246). 3°. De voorbeelden, die aangehaald worden tot staving der theorie van den gemiddelden gevechtshoek en den oorlogsbundel, zijn te ge ring in aantal en boezemen veel te weinig vertrouwen in om daarop zulk eene theorie te kunnen grondenook worden die voorbeelden door andere krachtig weerlegd (blz. 252). De neiging tot te hoog schieten kan door practische maatregelen worden onderdrukt (blz. 255). 4°. Het karakter van den soldaat en van den officier in het bijzonder en dus van het leger in het algemeen heeft grooten invloed op de uitwerking van het gevechtsvuurwat kan, moet dus gedaan worden om dat karakter tot een zoo hoog mogelijk peil op te voeren (blz. 257). 5°. Yan onze soldaten van beroep is meer te maken dan van miliciens; bovendien hebben zij een groot moreel overwicht op den Inlandschen vijand, wiens vuur veelal weinig te beteekenen heeft; daarom zal bij onze soldaten van slecht of niet richten in veel ge ringere mate dan in Europa, ja soms in 't geheel geen sprake be hoeven te zijn. 6°. Overtuigd zijnde, dat er vooral in onze oorlogen vele gevechts- oogenblikken zijn, waarop de soldaat evengoed of althans bijna zoo goed schiet als op het oefeningsterrein, wordt aan het juistheidsschieten als grondslag van het bundelvuur groote beteekenis gehecht (blz. 259). (1) Zie I. M, Tijdschrift 1888, No. 9, blz. 244.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 421