412 een vorig nummer kan volstaan (1) en, wat de voor dit opstel vereischte ruimte betreft, naar ik koop, binnen de perken der bescheidenheid zal kunnen blijven. Intusschen zou een volgens de hierboven besproken algemeene be ginselen geconstrueerd wapen volstrekt niet aan den hoofdeisch vol doen, indien het niet tevens geschikt ware, tot het op elk gewenscht oogenblik vlug afgeven van één schot of, zoo noodig, van meer scho ten snel achtereen. Wil men weten, in hoeverre de infanterist, met betrekking tot de ze voorwaarde, van de eigenschappen van zijn geweer en zijne munitie afhankelijk is, dan roepe men zich de verrichtingen van den schie tenden soldaat voor den geest. Deze zijn a. Het geweer in de ladingspositie brengen en houden. b. Laden. c. Zoo noodig het vizier stellen. d. Het geweer in den aanslag brengen. e. Richten. Aftrekken. g. Door het schot zien. Al deze handelingen moeten dus snel, dikwerf bij herhaling snel, en met juistheid kunnen worden verricht. Ten einde daarbij den hoogst mogelijkeu graad van juistheid en snelheid te kunnen bereiken, moeten bij het wapen en de munitie de volgende kenmerken aanwezig zijn: 1°. Minimum gewicht, doelmatige lengte en gunstige ligging van het zwaartepunt des geweers. 2°. Eene goede uitwendige gedaante des geweers. 3°. Een uitmuntend laad- en repeteermechanisme. 4°. Doelmatige richtmiddelen. 5°. Een doelmatigen aftrek. 6°. Doeltreffende samenstelling en minimum gewicht der patroon. 7°. Minimum terugstoot. Door bij deze opsomming nog te voegen, hetgeen hiervoren over constructie, spreiding en minimum kaliber in herinnering is gebracht, verkrijgt men een overzicht van de factoren, die het geweer als schietivapen beheerschen. Daar echter de treffers niet alleen door (1) Zie I. 31. Tijdschrift 1888, No. 452. liet kleinste kaliber.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 423